ECLI:NL:RBZWB:2022:2192

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 10143
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders inzake arbeidsverplichtingen Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Eiseres, die sinds medio 2004 een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, was vanaf 11 juni 2019 tot 1 januari 2020 vrijgesteld van arbeidsverplichtingen. Het college had in een eerder besluit van 11 november 2020 het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, waarop eiseres beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 30 maart 2022 was de gemachtigde van eiseres aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van het college. Na de zitting hebben partijen geprobeerd een minnelijke oplossing te vinden, maar dit is niet gelukt.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het advies van een deskundige dienst die concludeerde dat eiseres nog niet in staat is om loonvormende arbeid te verrichten, maar wel een re-integratietraject kan volgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op goede gronden heeft geweigerd eiseres te ontheffen van de re-integratieverplichtingen, ondanks haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de re-integratieverplichtingen van toepassing blijven, ook al was eiseres ontheven van de arbeidsverplichtingen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij geen reden zag voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van maatwerk bij de uitvoering van re-integratieverplichtingen en bevestigt dat de rechtbank de adviezen van de deskundige dienst heeft gevolgd. Eiseres heeft geen concrete gronden aangevoerd die de conclusie van de deskundige dienst in twijfel trekken. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en eerdere uitspraken in overweging genomen, en concludeert dat het college op goede gronden heeft gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10143 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. L.L. Ross,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 juni 2019 (primaire besluit) heeft het college eiseres vanaf 11 juni 2019 tot 1 januari 2020 vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen van de Participatiewet (Pw).
In het besluit van 11 november 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 30 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres, haar echtgenoot en mr. L.H.T. Hagebols namens het college.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting hebben partijen getracht een minnelijke oplossing te vinden, maar dat is niet gelukt. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om uitspraak te doen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres en haar echtgenoot ontvangen vanaf medio 2004 een uitkering op grond van de Participatiewet naar de norm van gehuwden. Het college heeft in het besluit van 5 april 2018 eiseres vanaf 1 februari 2018 tot 1 februari 2019 vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.
Het college heeft [naam deskundige dienst] Deskundige Dienst ( [naam deskundige dienst] ) op 2 mei 2019 verzocht om ten aanzien van eiseres een medisch en arbeidskundig advies op te stellen om de beperkingen van eiseres en haar re-integratiemogelijkheden in kaart te brengen. [naam deskundige dienst] concludeert dat eiseres nog niet in staat is om loonvormende arbeid te verrichten, maar dat zij wel in staat is om een re-integratietraject te volgen. Het college heeft eiseres vervolgens bij Midzuid aangemeld.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 9 januari 2020 vond de hoorzitting plaats. De Adviescommissie bezwaarschriften sociale zekerheid heeft in het advies van 27 januari 2020 het college geadviseerd om de door eiseres in bezwaar ingebrachte informatie te laten toetsen door haar medisch adviseur in het kader van de vraag of eiseres duurzaam en volledig arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Het college heeft [naam deskundige dienst] op 6 maart 2020 verzocht aanvullend te adviseren. In het advies van 19 oktober 2020 heeft [naam deskundige dienst] geadviseerd om het advies van 4 juni 2019 te handhaven.
Het college heeft in het bestreden besluit de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit – onder verwijzing naar het aanvullende advies van [naam deskundige dienst] van 19 oktober 2020 – ongegrond verklaard.
Omvang geding
2. Tussen partijen is de ontheffing van de arbeidsverplichting van artikel 9, eerste lid, sub a van de Pw niet in geschil.
In geschil is of het college op goede gronden heeft afgezien van een ontheffing voor eiseres van de re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, sub b juncto artikel 9, lid 5 van de Pw.
Beroepsgronden en verweer
3.1
Eiseres voert aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen. Eiseres stelt, primair, dat een ontheffing van de arbeidsverplichtingen ook een ontheffing van de re-integratieverplichtingen inhoudt en zij is het er niet mee eens dat zij vrijwilligerswerk moet gaan doen. Subsidiair stelt eiseres dat zij (door haar beperkingen) als duurzaam en volledig arbeidsongeschikt moet worden beschouwd en dat zij om die reden vrijgesteld dient te worden van de re-integratieverplichtingen.
3.2
Het college stelt zich op het standpunt dat de re-integratieverplichtingen uit de wet volgen en dat hiervan alleen een ontheffing kan worden verleend in het geval van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 9, lid 5 van de Pw. Het college betwist dat deze situatie zich voordoet. Verder past het college bij de oplegging van de re-integratieverplichtingen maatwerk toe.
Wettelijk kader
4. De relevante regels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het college op goede gronden heeft geweigerd om eiseres te ontheffen van de re-integratieverplichtingen, terwijl het college eiseres tot 1 januari 2020 wel ontheven heeft van de arbeidsverplichting.
Het college heeft ter zitting bevestigd dat er, na het primaire besluit, geen nieuw besluit is genomen ter zake de re-integratieverplichtingen van eiseres. De weigering van het verzoek om eiseres te ontheffen van de re-integratieverplichtingen geldt dus nog steeds. Om die reden neemt de rechtbank procesbelang voor eiseres aan.
5.2
De rechtbank leidt uit artikel 9 van de Pw af dat de in het eerste lid van dat artikel genoemde verplichtingen van rechtswege gelden vanaf de dag dat de belanghebbende zich heeft gemeld voor het aanvragen van een uitkering op grond van de Pw. Dat is in het geval van eiseres niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank is het uitgangspunt dat het college de op te leggen verplichtingen aanpast aan de mogelijkheden die eiseres nog wel heeft. Tijdens de ontheffing van de arbeidsverplichting blijft de re-integratieverplichting dus wel bestaan en is eiseres verplicht om mee te werken aan door het college aangeboden re-integratievoorzieningen. Daaronder kan ook het verrichten van vrijwilligerswerk vallen [1] . Op deze wijze kan eiseres de draad van haar arbeidsinschakeling direct weer oppakken als de dringende reden voor de ontheffing voorbij is. Dat sluit volgens de rechtbank ook aan bij de bedoeling van de wetgever.
Het college voert aan bij de uitvoering van de re-integratieverplichtingen maatwerk toe te passen. Dat is ook bevestigd door het college ter zitting. De rechtbank heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Maatwerk bij re-integratieactiviteiten impliceert dat verschillende re-integratieactiviteiten aan eiseres aangeboden kunnen worden en dat het niet per definitie gaat om vrijwilligerswerk. Uit het voorstaande volgt dat de primaire beroepsgrond van eiseres niet slaagt.
5.3
Op grond van het vijfde lid van artikel 9 van de Pw is de re-integratieverplichting niet van toepassing op eiseres als zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de WIA.
Uit de in bezwaar overgelegde informatie van de psycholoog [naam psycholoog2] volgt dat eiseres lijdt aan een paniekstoornis met agorafobie. Hiervoor is in het behandelplan van
6 september 2018 cognitieve gedragstherapie geadviseerd om het vermijdingsgedrag van eiseres te reduceren.
Bij het onderzoek van [naam deskundige dienst] in 2019 is vastgesteld dat eiseres beperkt is voor zwaar of vaak tillen, dragen, duwen, trekken en langdurig gebogen werken. Zij is tevens beperkt voor het hanteren van conflicten en eiseres is beperkt in een drukke omgeving, bij forse geluidsbelasting, in een overmatig stoffige omgeving of een omgeving met veel dampen, gassen of kou. Verder is zij beperkt voor het hanteren van frequente deadlines en productiepieken en is zij gebaat bij een voorspelbare werkomgeving. Met inachtneming van deze beperking acht de arbeidsdeskundige van [naam deskundige dienst] eiseres in staat om vrijwilligerswerk te verrichten en/of een re-integratietraject te volgen. In het aanvullende onderzoek van oktober 2020 heeft [naam deskundige dienst] geen nadere beperkingen vastgesteld.
De in beroep ingediende informatie van psycholoog [naam psycholoog] gaat uit van een vergelijkbare diagnose. De behandelend psycholoog geeft onder meer aan dat eiseres een intensievere angstbehandeling is voorgesteld, maar dat zij deze behandeling niet wenst. Na beëindiging van de behandeling kan eiseres zelf de oefeningen voortzetten en de behandeling heeft ervoor gezorgd dat eiseres vaker met anderen de deur uitgaat en bijvoorbeeld winkels durft te bezoeken met haar echtgenoot of haar kinderen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het verrichte onderzoek door [naam deskundige dienst] voldoende zorgvuldig is geweest en de rechtbank kan de door [naam deskundige dienst] aangegeven beperkingen volgen. Het bestreden besluit is gebaseerd op medische gegevens van de behandelend sector en lichamelijk onderzoek en hierbij is rekening gehouden met de geobjectiveerde beperkingen van eiseres. Het college heeft zijn besluitvorming mogen baseren op het in de rapporten van [naam deskundige dienst] opgenomen advies [2] en heeft in dat verband geen gronden voor volledige arbeidsongeschiktheid aangenomen. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die nopen tot het oordeel dat dit advies onjuist is of onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de aangenomen belastbaarheid en de rechtbank kan de overwegingen uit het advies volgen.
Aangezien er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, komt de rechtbank ook niet meer toe aan een beoordeling van de gestelde duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. De overige beroepsgronden kunnen dan ook onbesproken blijven. Het college heeft dan ook op goede gronden geen ontheffing aan eiseres verleend voor de re-integratieverplichtingen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 21 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage:
Participatiewet
Artikel 6, eerste lid, sub c:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
c. sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie.
Artikel 9, eerste lid, sub a en b, tweede en vijfde lid:
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid (…) te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bi het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (….);
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. (….)
5. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en c, zijn niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
Artikel 4:
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Re-integratieverordening Participatiewet 2015, gemeente Oosterhout (verordening)
Artikel 9:
1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering, onder andere in de vorm van een activeringsplaats, voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening of voor zover dit bijdraagt aan zelfstandige maatschappelijke participatie.
2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien de wijze van uitvoering van sociale activering en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 12 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1315.
2.Centrale Raad van Beroep 13 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3420.