ECLI:NL:CRVB:2016:1315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontheffing van verplichtingen onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Almere had haar gedeeltelijk ontheffing verleend van de verplichting tot arbeidsinschakeling tot haar pensioengerechtigde leeftijd, maar had haar wel verplicht gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering. Appellante stelde dat deze verplichting niet kon worden opgelegd, omdat zij geen reëel perspectief had op arbeidsinschakeling en dat het medisch advies dat aan de besluiten ten grondslag lag onvoldoende zorgvuldig was. De Raad oordeelde dat, gezien de ontheffing van de arbeidsverplichtingen, sociale activering in haar geval niet gericht kon zijn op arbeidsinschakeling. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college ontheffing verleend werd van de verplichting tot sociale activering. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan appellante.