ECLI:NL:RBZWB:2022:2111

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen in rekening gebrachte vervolgingskosten door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft de in rekening gebrachte vervolgingskosten vanwege een onbetaald gebleven aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2014. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze kosten, welke door de ontvanger op 4 januari 2019 waren opgelegd. Tijdens de zitting op 6 april 2022 zijn zowel de ontvanger als de belanghebbende niet verschenen, wat de rechtbank niet belette om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op de juiste wijze was uitgenodigd voor de zitting, maar niet is verschenen. De rechtbank oordeelde dat het risico dat stukken de belanghebbende niet of te laat bereiken voor haar rekening komt. De ontvanger had in een e-mail van 4 en 5 april 2022 aangegeven dat de kosten van de aanmaning en het dwangbevel vernietigd moesten worden. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd en het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard.

De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, evenals de in rekening gebrachte vervolgingskosten. Tevens is de ontvanger gelast om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen kosten zijn gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 19/783
uitspraak van 20 april 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 4 januari 2019 op het bezwaar van belanghebbende tegen de in rekening gebrachte vervolgingskosten vanwege het onbetaald blijven van een aanslag inkomstenbelasting 2014, met het aanslagnummer [aanslagnummer]
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022 te Breda. De ontvanger is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen (zie rov. 2.1 tot en met 2.3).

1.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de in rekening gebrachte vervolgingskosten;
  • gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan haar vergoedt.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 10 februari 2022 op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Op 25 maart 2022 is de uitnodiging nogmaals per gewone post aan belanghebbende toegezonden.
2.2.
De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 20 februari 2019 verzocht om domicilie in Nederland te kiezen. Belanghebbende heeft geen domicilie in Nederland gekozen. Op 16 januari 2020 heeft de rechtbank een stuk van belanghebbende ontvangen waaruit zij het in 2.1 genoemde adres kan afleiden.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende op de voorgeschreven wijze uitgenodigd. Het risico dat stukken belanghebbende niet of te laat bereiken komt voor haar rekening. [1] De rechtbank merkt op dat belanghebbende ook eerder op dit risico is gewezen in de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 29 september 2020. [2] Uit de stukken van het geding leidt de rechtbank ook af dat deze uitspraak van het Gerechtshof belanghebbende heeft bereikt op het door het Hof genoemde adres, aangezien belanghebbende tegen de betreffende uitspraak cassatie heeft ingesteld. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2.4.
In geschil is of de vervolgingskosten terecht in rekening zijn gebracht aan belanghebbende.
2.5.
De ontvanger heeft bij e-mail van 4 en 5 april 2022 aan de rechtbank laten weten dat de kosten van de aanmaning en het dwangbevel vernietigd moeten worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en beslist dienovereenkomstig.
2.6.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 20 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7078.