ECLI:NL:RBZWB:2022:199

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9463
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

Op 18 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. L.K. Wouterse, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 28 september 2020, waarin zijn WIA-uitkering werd vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 59,07%. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een uitgebreide beoordeling van de feiten en omstandigheden rondom de arbeidsongeschiktheid van de eiser, die als zelfstandig hovenier had gewerkt en op 7 mei 2014 was uitgevallen door diverse lichamelijke klachten en een hartinfarct.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige van het UWV de geschiktheid van de functies machinaal metaalbewerker, samensteller kunststof- en rubberproducten, en medewerker tuinbouw had beoordeeld. Eiser betwistte de geschiktheid van deze functies, maar de rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd waarom deze functies passend waren voor eiser, rekening houdend met zijn medische beperkingen zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).

De rechtbank concludeerde dat de belastbaarheid van eiser in de geduide functies niet werd overschreden en dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 59,07%. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9463 WIA

uitspraak van 18 januari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. L.K. Wouterse,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 september 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.H.C. de Bruijn.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met 6 weken verlengd.

Overwegingen

1. Feiten

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als zelfstandig hovenier. Hij was vrijwillig verzekerd voor de Ziektewet en WIA. Voor dat werk is hij op 7 mei 2014 uitgevallen vanwege diverse lichamelijke klachten (elleboog, rug, nek, artrose). Op 25 juni 2015 heeft eiser een hartinfarct met hartstilstand doorgemaakt.
In een besluit van 29 maart 2016 heeft het UWV aan eiser een WIAuitkering toegekend met ingang van 4 mei 2016 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,34%. Dit resulteert in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In de beslissing op bezwaar van 12 oktober 2016 heeft het UWV de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid bedraagt per 4 mei 2016 59,07%, zodat de WIA-uitkering moet worden gebaseerd op een indeling in de klasse 55 tot 65%. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Deze rechtbank heeft eisers beroep tegen de beslissing op bezwaar van 12 oktober 2016 behandeld op de zitting van 11 juli 2017. De rechtbank heeft daarna [naam verzekeringsarts] , verzekeringsarts, en later [naam verzekeringsarts 2] , verzekeringsarts, benoemd als onafhankelijk deskundigen. Nadat partijen over en weer hadden gereageerd op de gedingstukken, heeft de rechtbank op 1 mei 2020 het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft op 12 juni 2020 uitspraak gedaan, waarbij het beroep gegrond is verklaard, het bestreden besluit is vernietigd, het UWV is opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak en het UWV is opgedragen het griffierecht en de proceskosten van eiser te vergoeden (ECLI:NL:RBZWB:2020:2541).
Ter uitvoering van de uitspraak van deze rechtbank van 12 juni 2020 heeft het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar genomen op 28 september 2020 (bestreden besluit), waarbij eisers bezwaar tegen het besluit van 29 maart 2016 ongegrond is verklaard.

2. Omvang geschil

In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 4 mei 2016 heeft vastgesteld op 59,07%
.De medische beperkingen van eiser, zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 juli 2020, staan niet ter discussie. Deze procedure gaat uitsluitend over de arbeidsdeskundige beoordeling.

3. Geschiktheid voor de functies

3.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) [naam arbeidsdeskundige b&b] heeft naar aanleiding van de FML van 13 juli 2020 eisers geschiktheid voor de eerder geduide functies
- machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (SBC-code 264122),
- samensteller kunststof- en rubberproducten (SBC-code 271130) en
- medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010)
opnieuw beoordeeld en deze wederom onveranderd als passend aangemerkt.
3.2
Eiser stelt dat de functies ten onrechte geschikt worden geacht en dat deze dienen te vervallen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een tweetal rapportages overgelegd van register arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van 2 en 17 november 2021.
De arbeidsdeskundige b&b heeft op 16 november 2021 gereageerd. Hij blijft bij zijn standpunt dat de geduide functies passend zijn.
3.3
Ten aanzien van de geduide functie machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) meent eiser dat deze functie niet passend is, omdat zijn belastbaarheid wordt overschreden ten aanzien van de aspecten 1.2 (verdelen van aandacht), 1.9.4 (afleiding door activiteiten van anderen), 1.9.9 (werk zonder verhoogd persoonlijke risico), 1.9.10 (rustige werkomgeving) en 3.7 (geluidsbelasting).
De rechtbank leest in de FML dat eiser zijn aandacht alternerend kan richten op meerdere uiteenlopende informatiebronnen (autorijden in druk stadsverkeer), een prikkelarme, rustige werkomgeving nodig heeft met hooguit 6 tot 8 collega’s en niet teveel (voortdurend) in- en uitloop van derden, zonder verhoogd persoonlijk risico vanwege verminderde alertheid van mobiliteit en geen lawaai, met name geen onverwachte of harde geluiden, waarbij eiser eventueel een tijdje kan werken met noise-canceling koptelefoon ter compensatie.
De arbeidsdeskundige b&b heeft toegelicht dat in de functie machinaal metaalbewerker geen bijzondere eisen worden gesteld aan het vasthouden van de aandacht. De werkzaamheden worden solistisch uitgevoerd in een ruimte met 4 weefgetouwen. De omgeving is prikkelarm. De weefgetouwen maken geen lawaai en er zijn maximaal
3 collega’s aanwezig. Er is sprake van een rustige, niet lawaaierige werkomgeving en voortdurend in- en uitlopen van derden is niet aan de orde. Indien gewenst kan gehoorbescherming gedragen worden om het geluid verder te reduceren, terwijl bij calamiteiten de signalen toch doorkomen. De arbeidsdeskundige b&b geeft aan deze aspecten van de functie bij de arbeidsdeskundige analist te hebben gecheckt.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie machinaal metaalbewerker passend is voor eiser. Anders dan eiser acht de rechtbank het niet nodig dat de geluidsdruk ter plekke wordt gemeten en dat concrete geluidswaarden worden vastgesteld. In de FML wordt de optie van een noise-canceling koptelefoon genoemd ter compensatie voor een lawaaierige werkomgeving en onverwachte of harde geluiden. In een rustige, niet lawaaierige werkomgeving hoeft eiser dus geen noise-canceling koptelefoon te dragen. Wel kan hij in deze functie desgewenst gehoorbescherming dragen ter verdere demping van het geluid, waarbij hij nog steeds de signalen van calamiteiten of de aanroep van collega’s kan horen. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat eiser de stelling dat het werken met weefgetouwen gevaarlijk is en een verhoogd persoonlijk risico met zich meebrengt, niet heeft toegelicht.
3.4
Ten aanzien van de geduide functie samensteller kunststof- en rubberproducten (SBC-code 271130) meent eiser dat deze functie niet passend is, omdat zijn belastbaarheid wordt overschreden ten aanzien van de aspecten 1.9.8 (geen hoog handelingstempo) en 5.7.1 (boven schouderhoogte actief zijn).
De rechtbank leest in de FML dat eiser is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo is vereist en waarbij hij beperkt boven schouderhoogte actief is tot 2-3 minuten achtereen (gloeilamp verwisselen).
De arbeidsdeskundige b&b heeft toegelicht dat in deze functie met een groep van 3 tot 5 medewerkers 1.500 tot 2.000 disposables per dag worden geproduceerd. Volgens de arbeidsdeskundig analist gaat het hierbij niet om een beduidend hoger fysiek handelingstempo dan wat gebruikelijk is in gangbare arbeid. Over het boven schouderhoogte werken stelt de arbeidsdeskundige b&b dat het hierbij gaat om tijdens
4 werkuren 5 keer pakken en wegzetten van bakjes met onderdelen en componenten uit een stelling en het tijdens 2 werkuren 15 maal een bundel slangen aan een trolley hangen. De stellingen zijn 1,50 meter hoog en de aangrijppunten van de bakjes zitten op 1,60 à 1,70 meter hoogte. Hiervoor moet eiser (die 1,58 meter lang is) gedurende een tijdsbestek van enkele seconden boven schouderhoogte reiken. De trolley is 1,50 meter hoog. De belastbaarheid van eiser wordt niet overschreden, aldus de arbeidsdeskundige b&b.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie samensteller kunststof- en rubberproducten passend is voor eiser. Na de zitting heeft de gemachtigde van het UWV met instemming van de gemachtigde van eiser een recente functieomschrijving van deze functie overgelegd, waaruit blijkt dat de omschrijving inderdaad inmiddels is aangepast en dat er nu staat ‘Verwerkt met de groep 1.500 à 2.000 disposables per dag’. Ook heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende toegelicht dat het pakken en wegzetten van bakjes en het ophangen van slangen weinig voorkomt tijdens een werkdag, dat eiser ondanks zijn geringe lengte niet ver boven schouderhoogte hoeft reiken en dat het hierbij gaat om korte handelingen van een paar seconden.
3.5
Ten aanzien van de geduide functie medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) meent eiser dat deze functie niet passend is, omdat zijn belastbaarheid wordt overschreden ten aanzien van de aspecten 1.9.8 (geen hoog handelingstempo) en 1.9.10 (rustige werkomgeving).
De rechtbank leest in de FML dat eiser is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo is vereist en sprake is van een rustige, niet-lawaaierige werkomgeving met 6-8 collega’s en niet voortdurend in- en uitlopende derden.
De arbeidsdeskundige b&b heeft toegelicht dat de handelingen in deze functie in een gewoon tempo worden verricht. Bij het emasculeren worden circa 8 planten per minuut van 2 meeldraden ontdaan. Bij het bestuiven, schoonmaken van de planten en het plukken van het vruchtbeginsel gaat het op 60 planten per uur. Er werken ongeveer 8 mensen op een oppervlakte van ongeveer 100 m² en incidenteel op piekmomenten maximaal 20 mensen. Het is een rustige werkplek, waarbij de werknemers met zijn tweeën aan een kant van een roltafel staan van 20 meter lang en 2 meter breed.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie medewerker tuinbouw passend is voor eiser. In de Basisinformatie CBBS staat immers aangegeven dat een dwingend werktempo niet altijd een hoog werktempo betekent. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de arbeidsdeskundig analist dat hier geen sprake is van een werktempo dat beduidend hoger ligt dan het gebruikelijke handelingstempo in gangbare arbeid. De rechtbank deelt ook de conclusie van de arbeidsdeskundige b&b dat hier, gelet op ruime werkplek met 100 m² vloeroppervlakte, sprake is van een rustige werkomgeving, ook op de piekmomenten als er meer dan 8 mensen werkzaam zijn.
3.6
Eiser stelt tenslotte dat het UWV geen transparant en toetsbaar inzicht biedt in alle feitelijke arbeidsomstandigheden van de onderzochte werkomgeving en dat de arbeidsdeskundig analist niet werkt onder eed of belofte.
De rechtbank merkt hierover op dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] het CBBS [2] in beginsel rechtens aanvaardbaar is te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten.
Eiser heeft niet of onvoldoende concreet en gemotiveerd de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard bestreden. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de arbeidsdeskundig analist van het UWV verstrekte gegevens.
3.7
De voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de rechtbank er voldoende van overtuigd is dat de belastbaarheid van eiser in deze functies niet wordt overschreden.
4. Mate van arbeidsongeschiktheid
4.1
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 59,07%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
4.2
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 4 mei 2016 heeft vastgesteld op 59,07%. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 18 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van 8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343 en van 7 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1407
2.Claimbeoordelings- en Borgingssysteem. Het CBBS bevat een beschrijving van enkele duizenden functies die in Nederland voorkomen. Arbeidsdeskundig analisten van UWV bezoeken werkgevers om deze geschikte functies in de praktijk te beschrijven om ze vervolgens in het CBBS-systeem te kunnen verwerken.