In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die sinds 19 juni 1996 een woning huurt, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Vlissingen om de woning voor drie maanden te sluiten wegens overtredingen van de Opiumwet. De burgemeester had op 22 februari 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd, nadat er bij een doorzoeking van de woning aanzienlijke hoeveelheden softdrugs en een hennepkwekerij waren aangetroffen. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat hij de woning inmiddels had verlaten, maar dat hij graag terug wilde keren in afwachting van de civiele procedure. De voorzieningenrechter heeft de noodzaak van de sluiting beoordeeld aan de hand van de ernst van de overtredingen en de gevolgen voor verzoeker. Ondanks verzoekers argumenten over zijn gezondheid en de impact van de sluiting op zijn leven, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de burgemeester de sluiting voldoende had gemotiveerd en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven.