ECLI:NL:RBZWB:2022:1677

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 10088
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

Op 28 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland. De zaak betreft de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2020, die door de heffingsambtenaar op € 88.000 is vastgesteld. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde en in de uitspraak op bezwaar van 5 november 2020 is het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 18 maart 2022 is vastgesteld dat er geen geschil meer bestaat over de vastgestelde waarde van de woning. Wel is er een geschil over de vraag of de belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar dat de belanghebbende in dit geval geen recht heeft op schadevergoeding, omdat het financiële belang van de zaak zeer gering was.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen reden is voor vergoeding van het griffierecht of proceskosten, aangezien in een andere zaak al een vergoeding van het griffierecht is toegekend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummer BRE 20/10088

Uitspraak van 28 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in een beschikking van 29 februari 2020 de waarde van de onroerende zaak [onroerende zaak] voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 88.000. In hetzelfde geschrift en op grondslag van deze waarde heeft de heffingsambtenaar een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen, de rioolheffing en de waterschapsbelastingen 2020 opgelegd.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 5 november 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daar beroep tegen ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2022. De gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, heeft deelgenomen door middel van een beeldverbinding. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [heffingsambtenaar 1] , [taxateur] (taxateur) en [heffingsambtenaar 2] .

Overwegingen

1. Belanghebbende is eigenaar van (onder meer) de woning [onroerende zaak] .
2. Ter zitting is vast komen te staan dat niet langer een geschil tussen partijen bestaat voor wat betreft de voor de woning vastgestelde waarde van € 88.000.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van de behandeling van de zaak sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting van het geschil. In geschil is nog of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van deze redelijke termijn en hoe hoog deze vergoeding zou moeten zijn. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van het griffierecht en op een proceskostenvergoeding.
Immateriële schadevergoeding
4. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. In belastingzaken wordt, indien de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Van een bijzondere omstandigheid kan sprake zijn indien de procedure over een zeer gering financieel belang gaat. In dergelijke gevallen kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden (zie HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252).
In de bezwaarfase heeft de gemachtigde een waarde in het economische verkeer bepleit van € 84.000 in plaats van de vastgestelde waarde van € 88.000. Uitgaande van de op de aanslag vermelde tarieven resulteert het waardeverschil in een zeer gering financieel belang voor belanghebbende (minder dan € 12) welk belang geen reden is om spanning of frustratie aan te nemen en een vergoeding toe te kennen.
Vergoeding griffierecht en proceskosten
5. De griffier heeft voor de beide zaken 20/10088 en 20/10089 eenmaal griffierecht geheven en de rechtbank heeft bij de uitspraak in de zaak 20/10089 bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 354 aan belanghebbende vergoedt. Reeds daarom is er in deze zaak 20/10088 geen reden voor een vergoeding van het griffierecht. Gelet op de onder 4 weergegeven overwegingen is er evenmin reden de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond en
- wijst het verzoek tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 28 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
De griffier is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.