II. Geestelijke geschiktheid:
a. verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen;
h. een van de in onderdeel A, subonderdelen I of II, genoemde gedragingen, indien het vermoeden bestaat dat ze het gevolg zijn van onvoldoende geestelijke geschiktheid.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft zich nadien niet laten onderwerpen aan het door het CBR opgelegde onderzoek.
Op 24 februari 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Bij besluit van 12 april 2021 heeft het CBR het rijbewijs van eiseres met ingangsdatum 19 april 2021 ongeldig verklaard.
Bij het bestreden besluit heeft het CBR het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Vooraf: procesbelang
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij de behandeling van haar beroep. Procesbelang is aanwezig als het resultaat dat eiseres nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor haar feitelijke betekenis kan hebben. Bij besluit van 12 april 2021 heeft het CBR het rijbewijs ongeldig verklaard. Hiertegen heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor het besluit in rechte onaantastbaar is geworden. Eiseres kan dan ook met het onderhavige beroep geen herroeping van het besluit tot ongeldigverklaring van haar rijbewijs bereiken.
De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres ten aanzien van het bestreden besluit procesbelang heeft, gelet op de door haar betaalde opleggingskosten voor het onderzoek van € 433,00. Het geding beperkt zich dus tot de vraag of het CBR terecht is overgegaan tot het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiseres.
3. Standpunten van partijen
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte van het door de verbalisanten opgemaakte mutatierapport is uitgegaan. Wat daarin is beschreven klopt niet met wat er feitelijk is gebeurd. Eiseres betwist dat sprake was van "verwardheid" en "labiliteit". Op basis van persoonlijke interpretatie van de verbalisanten en zonder dat daaraan een medisch onderzoek ten grondslag ligt, is het CBR tot de conclusie gekomen dat sprake is van een rijvaardigheidsbeperking door een neuro-cognitieve stoornis. Eiseres acht dit onaanvaardbaar.
Het CBR heeft zich op het standpunt gesteld dat van de juistheid van het mutatierapport mag worden uitgegaan. Hetgeen eiseres daartegen heeft ingebracht biedt onvoldoende grondslag om de inhoud van het mutatierapport voor onjuist te houden. Het CBR stelt zich onder verwijzing naar het mutatierapport en de hiervoor genoemde criteria van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 op het standpunt dat sprake is van twijfel aan de geestelijke rijgeschiktheid van eiseres. Het bestreden besluit is op goede gronden genomen, aldus het CBR.
4. Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
5. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid slechts het vermoeden van ongeschiktheid behoeft te worden vastgesteld. Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen.
De rechtbank overweegt verder dat een vermoeden van ongeschiktheid niet hoeft te zijn gebaseerd op een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar ook kan worden gebaseerd op bijvoorbeeld een mutatierapport indien deze een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevat van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag is gelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het mutatierapport van 3 december 2020 een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving van de waarnemingen van de verbalisanten die aan het vermoeden ten grondslag zijn gelegd. Van betekenis is dat de mutaties zijn opgesteld door opgeleide verbalisanten, die geen belang hebben bij hetgeen zij in de mutatierapporten vermelden als door hen waargenomen. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd biedt naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van het mutatierapport van 3 december 2020.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan de mededeling en het daaraan ten grondslag liggende mutatierapport van 3 december 2020 in redelijkheid het vermoeden mogen ontlenen dat eiseres mogelijk niet langer beschikt over de geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen en dat deze twijfel een nader onderzoek rechtvaardigt. De stelling van eiseres, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, dat het CBR haar gelet op haar leeftijd, jarenlange rijervaring en de omstandigheid dat zij op één groot ongeluk na geen schade heeft gereden, geen onderzoek naar haar rijgeschiktheid zou mogen opleggen, doet aan dat oordeel niet af. Dit geldt ook voor haar stelling dat zij geen vertrouwen heeft in het CBR.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het CBR terecht heeft besloten om een onderzoek naar de rijvaardigheid van eiseres op te leggen. Voor een schadevergoeding in de vorm van een vergoeding van de opleggingskosten voor het onderzoek van € 433,00 bestaat geen aanleiding.
5. Conclusie
Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.