ECLI:NL:RBZWB:2022:1471

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7913
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve wijziging van adresgegevens in de Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, waarbij haar adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) ambtshalve zijn gewijzigd. De rechtbank heeft op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres was ingeschreven op het adres aan de [adres 1] 2, maar het college had vastgesteld dat zij feitelijk haar hoofdverblijf had op het adres aan de [adres 2] 4. Dit werd onderbouwd door verschillende controleverslagen en verklaringen van huurders. Eiseres betwistte de wijziging en voerde aan dat zij wel degelijk op het oorspronkelijke adres woonde. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende objectieve en verifieerbare gegevens had overgelegd om de wijziging te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7913 BESLU

uitspraak van 25 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.W. Dieleman,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 30 juni 2020 (bestreden besluit) van het college over het ambtshalve wijzigen van de adresgegevens van eiseres in de Basisregistratie personen (BRP).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 1 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens het college zijn mr. L.A. Kaan en [naam vertegenwoordiger] verschenen.

Overwegingen

1. Feiten
In de BRP stond eiseres ingeschreven op het adres aan de [adres 1] 2 te [plaatsnaam] .
Bij brief van 2 oktober 2019 heeft het college aan eiseres medegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat zij die woning niet bewoont en dat zij vermoedelijk haar hoofdverblijf in de woning aan de [adres 2] 4 te [plaatsnaam] houdt. In die brief is aan haar medegedeeld dat in de BRP bij haar adresgegevens de aantekening is geplaatst dat de onjuistheid van deze gegevens werd onderzocht. Verder heeft het college haar gewezen op de verplichting om aangifte te doen van verhuizing en heeft het college haar medegedeeld dat het kan besluiten de juiste adresgegevens ambtshalve in de BRP op te nemen wanneer zij niet of niet tijdig aangifte doet.
Eiseres heeft daar bij brief van 8 oktober 2019 op gereageerd. Zij stelt zich in die brief op het standpunt dat zij woonachtig is op het adres aan de [adres 1] 2.
Bij brief van 5 december 2019 heeft het college aan eiseres medegedeeld voornemens te zijn om de adreswijziging ambtshalve op te nemen in de BRP.
Op 18 december 2019 heeft zij daar mondeling een zienswijze tegen ingediend.
Op 29 januari 2020 heeft de burgemeester een machtiging tot binnentreden in de woningen aan de [adres 2] 4 en de [adres 1] 2 te [plaatsnaam] verleend, om te controleren waar eiseres feitelijk woont.
Op 30 januari 2020 (07.40 uur) zijn de toezichthouders – onaangekondigd – binnengetreden in de woning aan de [adres 2] 4 in [plaatsnaam] . Ze zijn volgens het controleverslag alleen in de gang van de woning geweest. De heer [naam man] is onwel geworden en gelet daarop hebben de toezichthouder de woning om 07.50 uur weer verlaten.
Bij besluit van 18 februari 2020 (primair besluit) heeft het college de adresgegevens van eiseres in de BRP ambtshalve gewijzigd. Met ingang van 5 december 2019 staat zij formeel ingeschreven in de BRP op het adres aan de [adres 2] 4.

Eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt.

Het college heeft dat bezwaar bij bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daar beroep tegen ingesteld.

2. Gronden

Eiseres heeft aangevoerd dat zij woont in haar woning aan de [adres 1] 2. Het begrip woonadres is volgens haar primair het adres waar iemand woont. Volgens artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek is dat de plaats waar die persoon diens woonstede heeft. Daarvoor is niet bepalend dat iemand daar altijd slaapt. De in de beslissing op bezwaar gegeven definitie is een subsidiaire definitie voor het geval iemand op meer dan één adres woont. Daar is bij eiseres geen sprake van. Ingevolge artikel 1:11 van het BW dient voor het verlies van een woonstede sprake te zijn van een (door daden ondersteunde) wilsuiting. Eiseres heeft haar woonadres niet opgegeven, omdat zij regelmatig bij haar ouders verbleef voor het krijgen van zorg, de inschrijving in het BRP niet is gewijzigd, eiseres regelmatig in haar woning aanwezig was, haar post op dat adres ontving, in overleg was over wijziging van de zorg en omdat eiseres eigenaresse is van de woning. [1] Zij heeft niet de wil gehad om haar woonstede aan de [adres 1] 2 op te geven. Uit de omstandigheid dat zij een deel van die woning toeristisch verhuurt, kan niet worden afgeleid dat eiseres die wil wel had. Eiseres betwist ook dat zij structureel op het adres van haar ouders verbleef. Dat zij geregeld op dat adres verbleef is onvoldoende om aan te nemen dat zij haar verblijf op de [adres 1] heeft opgegeven. Daarnaast heeft het college onvoldoende onderzoek verricht naar administratieve gegevens (vb. telefoon- en internetaansluitingen, verzekeringen en inschrijvingen bij dienstverleners in de zorg) om te kunnen beoordelen of een woonstede is opgegeven. [2]

3. Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. Beoordeling

4.1
Het college heeft eiseres op grond van de Wet Basisregistratie personen (Wet Brp) [3] per 5 december 2019 ambtshalve uitgeschreven op het adres aan de [adres 1] 2 en ambtshalve ingeschreven op het adres [adres 2] 4.
4.2
Het doel van de Wet Brp is dat de in de BRP vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. De gegevens in de Brp worden gebruikt door veel (semi)overheidsdiensten en -instellingen. Onjuiste registratie kan aanzienlijke gevolgen hebben voor aanspraken en rechten van burgers op diensten van de instellingen die deze gegevens gebruiken. Met het oog daarop dienen in de brp gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene te worden geregistreerd. Een in de Brp vermeld woonadres moet de werkelijke woon- of verblijfplaats van de betrokkene zijn. Uit een geheel van waarneembare omstandigheden moet blijken of de betrokkene daadwerkelijk op het vermelde adres woont. [4]
4.3
In artikel 1.1 van de Wet Brp wordt onder ‘woonadres’ verstaan: het adres waar betrokkene woont, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar zij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Dan wel: het adres waar, bij het ontbreken van een adres als hiervoor bedoeld, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten. Omdat in de Wet Brp een definitie is gegeven van het begrip ‘woonadres’ acht de rechtbank artikel 1:10 en 1:11 van het Burgerlijk Wetboek in deze procedure niet relevant. Hetzelfde geldt voor de jurisprudentie waar eiseres naar verwijst, omdat die betrekking heeft op de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.
4.4
Het ambtshalve wijzigen van de inschrijving in de BRP is een belastende beschikking. De bewijslast om aannemelijk te maken dat eiseres niet op het door haar opgegeven woonadres woont rust op het college. Gelet daarop is het aan het college om met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken dat ten tijde van het bestreden besluit was vastgesteld dat eiseres haar woonadres niet had aan de [adres 1] 2, maar dat zij haar woonadres had aan de [adres 2] 4.
4.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in voldoende mate met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat is vastgesteld dat eiseres feitelijk niet haar woonadres had in de woning aan de [adres 1] 2. Door middel van de controlerapporten die het college heeft overgelegd – en die zijn opgesteld naar aanleiding van controles bij de [adres 1] 2 in de periode van 20 april 2019 tot 6 november 2019 – heeft het college aangetoond dat eiseres gedurende de meeste nachten in de periode van dat half jaar niet in de woning heeft overnacht. Uit die controlerapporten blijkt dat de woning in een periode van in totaal 204 dagen tenminste 117/118 nachten werd verhuurd aan toeristen en dat eiseres daar op dat moment niet woonachtig was. Uit de controlerapporten blijkt ook dat door de huurders meerdere malen is verklaard dat eiseres niet in de woning woonde. Ook de ABRvS [5] heeft op 14 april 2021 vastgesteld dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in ieder geval in de periode van 20 april 2019 tot 7 juni 2019 haar hoofdverblijf niet had in de woning aan de [adres 1] 2.
4.6
Daarnaast heeft het college naar het oordeel van de rechtbank ook in voldoende mate met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat eiseres op het moment van het bestreden besluit haar woonadres aan de [adres 2] 4 had. Uit voornoemde controlerapporten blijkt dat door huurders van de woning aan de [adres 1] 2 verschillende keren is verklaard dat eiseres woonachtig was aan de [adres 2] 4 en in de boekingsbevestigingen die de toezichthouders hebben ingezien staat ook dat recreatieve huurders de sleutels van de woning en het bijgebouw op konden halen op het adres aan de [adres 2] 4 te Westkapelle. Daarnaast blijkt uit een controlerapport dat op 30 januari 2020 (buiten) is geconstateerd dat eiseres de woning aan de [adres 2] 4 in slaapkleding heeft verlaten.
5. Conclusie
5.1
Gelet op het voorgaande heeft het college de adresgegevens van eiseres in de BRP terecht ambtshalve gewijzigd en zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
5.2
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 25 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader

Wet basisregistratie personen (Wet Brp)
Artikel 2.4, eerste lid, van de Wet BrpOp grond van zijn aangifte van verblijf en adres wordt degene die rechtmatig verblijf geniet, niet in de basisregistratie is ingeschreven en naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, ingeschreven in de basisregistratie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn adres heeft.
Artikel 2.4, tweede lid, van de Wet Brp
Indien een persoon als bedoeld in het eerste lid in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college ambtshalve zorg voor de inschrijving. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de betrokkene alsnog op grond van zijn aangifte in te schrijven, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.
Artikel 2.39, eerste lid, van de Wet Brp
De ingezetene die zijn adres wijzigt doet hiervan schriftelijk aangifte bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
Artikel 2.20, eerste lid, van de Wet Brp
Aan de aangifte van een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, worden gegevens betreffende het adres ontleend, tenzij aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
Artikel 2.20, tweede lid, van de Wet Brp
Indien een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het adres. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gegevens alsnog aan de aangifte van de betrokkene te ontlenen, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.

Voetnoten

1.Rechtbank Arnhem 11 mei 2004, ECLI:NL:RBARN:2004:AQ8517.
2.CRvB 25 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:423.
3.Artikel 2.4, tweede lid, en 2.20, tweede lid, Wet brp.
4.ABRvS 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2373, r.o. 6; ABRvS 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:558, r.o. 4.1 en Rechtbank Midden Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2019:5483, r.o. 5.
5.ABRvS 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:769, r.o. 4.3.