ECLI:NL:RBZWB:2022:1366
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake loonheffingen door onjuiste adressering
Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21/4953, waarin belanghebbende een beroepschrift had ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot ingehouden loonheffingen. De uitspraken op bezwaar waren gedateerd op 29 en 30 september 2021. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 10 en 11 november 2021. Het beroepschrift werd echter pas op 16 november 2021 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het te laat was ingediend.
Belanghebbende had het beroepschrift op 8 november 2021 verzonden, maar dit was met een onjuist postbusnummer geadresseerd, waardoor het poststuk retour kwam. Pas op 13 november 2021 werd het beroepschrift opnieuw verzonden, ditmaal met het juiste postbusnummer. De rechtbank oordeelde dat de verzending op 13 november 2021 als een nieuwe verzending moest worden beschouwd, die buiten de beroepstermijn viel. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke bepalingen omtrent beroepstermijnen dwingend zijn en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.
In dit geval heeft belanghebbende geen omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. De rechtbank verklaarde de beroepen daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier P. van der Hoeven, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.