Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2021 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
de korpschef van politie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als beveiliger, en de korpschef van politie. De korpschef had op 8 oktober 2019 de eerder verleende toestemming aan de eiser om beveiligingswerkzaamheden te verrichten ingetrokken, na een incident waarbij de eiser een vuistslag had gegeven aan de voetbaltrainer van zijn zoon. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar de korpschef verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 28 januari 2020. De rechtbank heeft de zaak op 11 februari 2021 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was, maar de korpschef niet. De rechtbank oordeelde dat de korpschef bevoegd was om de toestemming in te trekken, omdat de eiser niet beschikte over de benodigde betrouwbaarheid en bekwaamheid voor zijn functie als beveiliger. De rechtbank benadrukte dat gedragingen in de privésfeer ook relevant zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van beveiligingsmedewerkers. De rechtbank concludeerde dat het belang van een betrouwbare beveiligingssector zwaarder weegt dan de belangen van de eiser, die zonder de toestemming niet kan werken als beveiliger. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.