In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser, die sinds 1 augustus 2015 een bijstandsuitkering ontving, had zijn recht op bijstandsuitkering opgeschort gekregen per 28 augustus 2019, omdat hij verzuimd had om noodzakelijke gegevens tijdig aan te leveren. Het college had hem de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft het college zijn recht op bijstandsuitkering ingetrokken met terugwerkende kracht tot 28 augustus 2019.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 20 januari 2021 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, evenals de wettelijke kaders van de Participatiewet. De rechtbank oordeelde dat eiser niet tijdig de gevraagde gegevens had ingeleverd en dat het college terecht de bijstandsuitkering had opgeschort en later ingetrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser dat het college het recht op uitkering niet mocht intrekken, verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om de bijstandsuitkering in te trekken en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.