Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 8 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser1] en [eiser2], te [plaatsnaam], eisers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
1. Feiten
(bestreden besluit I)niet-ontvankelijk verklaard. Het college stelde zich op het standpunt dat eisers geen procesbelang hadden bij de behandeling van hun bezwaarschrift. Een inhoudelijke behandeling van het bezwaar zou er hoogstens toe kunnen leiden dat de aanvraag alsnog inhoudelijk zou worden behandeld. Een inhoudelijke behandeling van het bezwaar kon volgens het college niet leiden tot het doel dat bezwaarmakers daarmee voor ogen hebben. Het college had aanvraag 1 al geweigerd en wil geen toestemming verlenen voor het in strijd met het bestemmingplan gebruiken van een deel van het bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. In de beroepsprocedure ten aanzien van aanvraag 1 zullen eisers antwoord krijgen op de vraag of die weigering terecht is.
bestreden besluit IIgenomen. In dat besluit heeft het college de beslissing op bezwaar van 23 april 2019 ingetrokken, het bezwaar van eisers ontvankelijk geacht, het primaire besluit herroepen en de aanvraag om een omgevingsvergunning inhoudelijk beoordeeld en geweigerd. Het beroep heeft van rechtswege betrekking op dat besluit tot intrekking en vervanging van het bestreden besluit. [2]
2. Gronden
3. Wettelijk kader
4. Bestreden besluit I
5. Bestreden besluit II
Gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel?
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep, voor zover dit is gericht tegen bestreden besluit I, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II voor zover het ziet op het in bezwaar alsnog weigeren van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan;
- draagt het college op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 64,05.