ECLI:NL:RBZWB:2021:6670

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
19/6715
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen forensenbelasting en niet tijdig beslissen door heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland over de opgelegde aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2017, 2018 en 2019. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de bezwaren tegen de aanslagen niet-ontvankelijk en ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft de beroepen behandeld op een zitting in Middelburg op 12 november 2021, waarbij de belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar tijdig was uitgenodigd voor de zitting.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de feiten en gronden van de zaak uiteengezet. De heffingsambtenaar had in 2017, 2018 en 2019 aanslagen forensenbelasting opgelegd aan de belanghebbende voor een woning die hij in die jaren verbouwde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de woning meer dan 90 dagen ter beschikking stond voor de belanghebbende of zijn gezin in 2019. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor 2019 gegrond verklaard en de aanslag herroepen. Voor de jaren 2017 en 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij de termijnoverschrijding van de heffingsambtenaar voor het jaar 2017 als gegrond heeft aangemerkt.

De rechtbank heeft de heffingsambtenaar opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummers BRE 19/6715, BRE 19/6716 en BRE 19/6717

uitspraak van 23 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar (bestreden besluiten) van de heffingsambtenaar van 8 januari 2019 en 6 november 2019 over de aan hem opgelegde aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2017, 2018 en 2019.
De beroepen zijn behandeld op de zitting in Middelburg op 12 november 2021. Belanghebbende was daarbij aanwezig. Namens de heffingsambtenaar was – zonder bericht van verhindering – niemand aanwezig. Ter zitting is geconstateerd dat de heffingsambtenaar tijdig en op de juiste wijze was uitgenodigd voor de zitting.

Overwegingen

1. Feiten
De heffingsambtenaar heeft op 30 juni 2017, 30 juni 2018 en 30 juni 2019 aan belanghebbende aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2017, 2018 en 2019 opgelegd ten aanzien van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De hoogte van de aanslagen is respectievelijk € 672,56, € 666,20 en € 761,38.
Belanghebbende heeft daar op 17 november 2018 en 30 juli 2019 bezwaar tegen gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren in de bestreden besluiten niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 23 december 2019 beroep tegen beide uitspraken op bezwaar ingesteld.
2. Gronden
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de heffingsambtenaar de aanslagen forensenbelasting ten onrechte heeft opgelegd. Volgens belanghebbende is in de jaren 2017 tot en met 2019 niet voldaan aan het 90 dagen criterium, omdat de woning gedurende die jaren werd verbouwd. Belanghebbende heeft foto’s overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat adequaat eigen gebruik van de woning - gelet op die verbouwing - niet mogelijk was. Daarnaast wordt door het waterverbruik bevestigd dat de woning niet meer dan 90 dagen ter beschikking kan hebben gestaan. Een gemiddeld jaargebruik is 150 m3 en in 2017 en in 2018 is 10 m3 en 8 m3 verbruikt. Ter zitting heeft belanghebbende daar aan toegevoegd dat de heffingsambtenaar, ondanks zijn verzoek daartoe, niet is komen inspecteren bij zijn woning. De foto’s die door de heffingsambtenaar zijn overgelegd zijn van een huisje dat is gelegen op [vakantiepark 1] , een park aan de overkant van de weg. Het huisje van belanghebbende is gelegen op [vakantiepark 2] .

3. Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. Forensenbelasting over het jaar 2017

4.1
Belanghebbende heeft op 20 november 2018 in één brief bezwaar gemaakt tegen de aanslagen forensenbelasting over de jaren 2017 en 2018. De rechtbank heeft in het dossier geen kopie aangetroffen van de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting over het jaar 2017. Belanghebbende schrijft dat hij deze ook nooit heeft ontvangen. In het verweerschrift schrijft de heffingsambtenaar dat in de uitspraak op bezwaar van 8 januari 2019 zowel op het bezwaar over het jaar 2017, als op het bezwaar over het jaar 2018 is beslist. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dit onvoldoende uit dat besluit. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat als onderwerp staat genoemd: ‘bezwaar aanslag-/beschikkingsbiljet 2018’ en in de tekst van het besluit wordt ook alleen gesproken over het jaar 2018 en de aanslag van 30 juni 2018. De rechtbank is aldus met belanghebbende eens dat deze uitspraak op bezwaar alleen ziet op het door hem ingediende bezwaar over het jaar 2018.
4.2
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om het beroep van belanghebbende dat betrekking heeft op de forensenbelasting over het jaar 2017 aan te merken als een beroep wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar van belanghebbende.
4.3
Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen zes weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken. [1] De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken [2] . De termijn voor het instellen van bezwaar vangt aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking. [3] Tegen het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar kan beroep worden ingesteld. [4] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra een bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [5]
4.4
De aanslag forensenbelasting voor het jaar 2017 is gedagtekend op 30 juni 2017. Dat betekent dat de bezwaartermijn in beginsel liep van 1 juli 2017 tot uiterlijk 11 augustus 2017. De heffingsambtenaar had gelet daarop in beginsel tot uiterlijk 22 september 2017 om op het bezwaar te beslissen. Dat ligt anders, nu belanghebbende pas op 20 november 2018 bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag. Hoe de heffingsambtenaar ook om zal gaan met dit bezwaarschrift, de rechtbank kan in ieder geval concluderen dat de termijn om een besluit op bezwaar te nemen inmiddels ruimschoots is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat belanghebbende de heffingsambtenaar op 12 oktober 2019 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken. Het beroep wegens het niet tijdig beslissen is daarmee gegrond. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat inmiddels een uitspraak op bezwaar is gedaan.
4.5
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. Daarbij is in aanmerking genomen dat geen van partijen zich heeft beroepen op feiten of omstandigheden die aanleiding geven om een andere termijn te stellen als bedoeld in het derde lid. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat de heffingsambtenaar een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
5. Forensenbelasting over het jaar 2018
5.1
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2018 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat belanghebbende dat bezwaar buiten de bezwaartermijn heeft ingediend. De aanslag forensenbelasting voor het jaar 2018 is gedagtekend op 30 juni 2018. Dat betekent dat de bezwaartermijn liep van 1 juli 2018 tot uiterlijk 11 augustus 2018. [6] Belanghebbende heeft op 20 november 2018 – en daarmee te laat – bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij de aanslag wel had ontvangen, maar rond die periode gezondheidsproblemen had en om die reden niet eerder bezwaar heeft kunnen maken. De rechtbank begrijpt dat belanghebbende een moeilijke tijd heeft doorgemaakt, maar acht de termijnoverschrijding gelet op die omstandigheden niet verschoonbaar. [7] Het had op de weg van belanghebbende gelegen om een derde persoon in te schakelen om namens hem tijdig bezwaar te maken tegen de forensenbelasting over het jaar 2018.
5.2
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep van belanghebbende dat ziet op de forensenbelasting over het jaar 2018 ongegrond verklaren.
6. Forensenbelasting over het jaar 2019
6.1
Uit de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting Schouwen Duiveland 2019 (Verordening) blijkt dat binnen de gemeente Schouwen-Duiveland forensenbelasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar, voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. [8]
6.2
Belanghebbende is eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
6.3
Belanghebbende betwist niet dat hij zijn hoofdverblijf in 2019 niet in de gemeente Schouwen-Duiveland had. Hij woont namelijk in [woonplaats] . Tussen partijen bestaat geschil over de vraag of in 2019 sprake was van een gemeubileerde woning en of - in het verlengde daarvan - aan het 90 dagen criterium is voldaan.
6.4
De heffingsambtenaar is alleen bevoegd om forensenbelasting te heffen, wanneer de woning meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor belanghebbende zelf of voor zijn gezin beschikbaar is gehouden. De meer dan negentig dagen behoeven geen aaneensluitende periode te betreffen. Voor het bepalen of aan dit criterium is voldaan tellen niet mee het aantal dagen in 2019 waarop de woning voor verhuring was bestemd, onbruikbaar was of niet mocht worden gebruikt als gevolg van een overheidsmaatregel. [9]
6.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende de woning in 2019 voor meer dan 90 dagen ter beschikking had voor hemzelf of zijn gezin. De heffingsambtenaar heeft dat standpunt onderbouwd met foto’s waaruit zou blijken dat het huisje gemeubileerd was en niet verbouwd werd, maar ter zitting is gebleken dat die foto’s zijn genomen van een ander huisje, dat is gelegen op een ander park.
6.6
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep van belanghebbende dat betrekking heeft op de forensenbelasting over het jaar 2019 gegrond verklaren en zal de rechtbank de uitspraak op bezwaar vernietigen en de aanslag forensenbelasting over het jaar 2019 herroepen.
7. Griffierecht en proceskosten
7.1
Omdat de rechtbank de beroepen die betrekking hebben op de forensenbelasting over de jaren 2017 en 2019 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem eenmalig betaalde griffierecht vergoedt.
7.2
De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 56,20 (reiskosten openbaar vervoer).

Beslissing

De rechtbank:
Beroep forensenbelasting 2017
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting over het jaar 2017 gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een uitspraak op bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
Beroep forensenbelasting 2018
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting over het jaar 2018 ongegrond;
Beroep forensenbelasting 2019
  • verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting over het jaar 2019 gegrond;
  • vernietigt die uitspraak op bezwaar;
  • herroept de aanslag forensenbelasting over het jaar 2019;
Griffierecht en proceskosten
  • draagt de heffingsambtenaar op het eenmalig betaalde griffierecht van € 47,- aan belanghebbende te vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 56,20,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier, rechter,
is niet in de gelegenheid deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bijlage

Gemeentewet (Gmw)
Artikel 223 Gmw
Er kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig malen nachtverblijf houden, anders dan als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of bejaarden, of er op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft, is op die grond niet belastingplichtig.
Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting Schouwen-Duiveland 2019 (Verordening)

Artikel 1 van de VerordeningVoor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.
Artikel 2 van de Verordening
Onder de naam 'forensenbelasting' wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Voetnoten

1.Artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:7, van de Awb.
3.Artikel 22j, onder a, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.
4.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
5.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6.Artikel 6:7, van de Awb jo. artikel 22j, onder a, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.
7.Artikel 6:11 van de Awb.
8.Artikel 2, eerste lid, van de Verordening
9.HR 20 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2679 en Hof Arnhem – Leeuwaarden 14 februari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1074.