ECLI:NL:RBZWB:2021:6654

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_5440 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning door burgemeester

Op 20 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een verhuurder van 36 appartementen, bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester van Oisterwijk. Dit besluit betrof de sluiting van een woning voor een periode van vier maanden, met ingang van 15 december 2021, vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Verzoeker heeft op de voorlaatste dag van de begunstigingstermijn een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, omdat hij vreesde voor schade door het mislopen van huurinkomsten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een financiële noodsituatie zou geraken door de sluiting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning niet evident onrechtmatig was en dat eventuele gebreken in de motivering van het besluit in de bezwaarfase konden worden hersteld. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet gebonden is aan deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5440 OPIUMW VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 december 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. J.P.M. van Beers,
en

de burgemeester van de gemeente Oisterwijk, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 30 november 2021 (bestreden besluit) inzake de sluiting van de woning [adres] voor een periode van vier maanden met ingang van 15 december 2021.
Hij heeft daarnaast op de voorlaatste dag van de begunstigingstermijn aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Omdat de burgemeester niet bereid was om de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel van 13 december 2021 het bestreden besluit geschorst tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek zal worden behandeld
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 december 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.P.M. van Beers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Verzoeker is (mede-)eigenaar en verhuurder van 36 appartementen. Hij heeft de spoedeisendheid van zijn verzoek onderbouwd met de stelling dat tijdelijke sluiting van het appartement aan [adres] tot gevolg heeft dat hij met een schadepost zal worden opgezadeld. Sluiting van deze woning betekent minder huurinkomsten, terwijl hij al geconfronteerd is met de schade die de huurder aan het appartement heeft toegebracht. Verzoeker heeft voorts betoogd dat hij een spoedeisend belang heeft bij schorsing van het bestreden besluit omdat de sluitingstermijn al bijna zal zijn afgelopen als de beslissing op bezwaar moeten worden afgewacht. Hij heeft daarbij gewezen op de uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5184, waarin ook de aanwezigheid van een spoedeisend belang is aangenomen. Daarnaast heeft verzoeker een verklaring overgelegd van Naber Vastgoedbeheer met de stelling dat de woningnood in Oisterwijk hoog is en dat er bijzonder veel vraag is naar dit soort woonappartementen.
3.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak een financieel belang op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Eventuele schade kan immers worden verhaald indien achteraf blijkt dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Dit ligt anders wanneer aannemelijk is gemaakt dat een financiële noodsituatie dreigt. Verzoeker heeft gesteld dat hij huurinkomsten zal derven maar hij heeft niet gesteld dat hij in een financiële noodsituatie dreigt te geraken ten gevolge van de sluiting. De voorzieningenrechter acht ook niet aannemelijk dat verzoeker in een financiële noodsituatie zal geraken omdat hij huurinkomsten genereert uit de verhuur van 35 andere appartementen. Het mislopen van de huurinkomsten van de woning [adres] is geen substantieel onderdeel van zijn totale huurinkomsten.
De verwijzing naar de uitspraak van 13 oktober 2021 kan verzoeker niet baten reeds omdat in die casus de voorlopige voorziening is gevraagd door de bewoonster van de woning (die door de sluiting dakloos zou worden). Daarentegen heeft de voorzieningenrechter in de uitspraak van 11 oktober 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5115 bij een verhuurder van garageboxen geen spoedeisend belang en geen financiële noodsituatie aangenomen.
3.2
Bij het ontbreken van voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zoals hier het geval is, bestaat slechts aanleiding voor het niettemin treffen van een voorlopige voorziening indien – ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht – zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en het bestreden besluit in de hoofdzaak in stand zal blijven. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd geen grond voor dat oordeel. Verzoeker heeft niet betwist dat in de woning een hennepkwekerij is aangetroffen. De vraag in hoeverre verzoeker als verhuurder van de aanwezigheid van de hennepkwekerij een verwijt kan worden gemaakt en de vraag of sluiting noodzakelijk is, kunnen in bezwaar nader aan de orde komen. Het standpunt daarover in het bestreden besluit acht de voorzieningenrechter niet evident onrechtmatig. Eventuele gebreken in de motivering kunnen in de bezwaarfase worden hersteld. Indien de uitkomst van de hoofdzaak is dat de burgemeester de woning niet of niet voor vier maanden had mogen sluiten, dan staat het verzoeker vrij om vergoeding van eventuele gederfde huurinkomsten te claimen.
4. Het vorenstaande betekent dat verzoeker de uitkomst van de hoofdzaak kan afwachten. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek van verzoeker tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen. Gegeven dit oordeel is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 20 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.