ECLI:NL:RBZWB:2021:6518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6446
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, dat zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet buiten behandeling heeft gesteld. Dit besluit volgde op een primair besluit van 9 december 2019, waarin Orionis om aanvullende gegevens vroeg, die eiser niet tijdig heeft ingediend. Eiser heeft op 13 november 2019 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar kon niet de gevraagde bewijsstukken overleggen die aantonen dat hij in de periode vanaf 1 mei 2019 heeft geleefd van leningen van familie en vrienden. Orionis heeft de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard in een besluit van 9 april 2020. Tijdens de zitting op 1 oktober 2021 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.E. Glopper, terwijl Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel.

De rechtbank heeft overwogen dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de gevraagde stukken tijdig heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat Orionis bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn e-mail met bewijsstukken op 25 november 2019 door Orionis is ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6446 PW

uitspraak van 21 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J.E. Glopper,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 9 december 2019 (primair besluit) heeft Orionis eisers aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet buiten behandeling gesteld.
In een besluit van 9 april 2020 (bestreden besluit) heeft Orionis eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 1 oktober 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel en [naam vertegenwoordiger] .

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eiser heeft op 13 november 2019 een bijstandsuitkering aangevraagd. In het formulier “Aanvraag levensonderhoud” heeft eiser aangegeven tot dan toe te hebben geleefd van leningen van mensen in zijn omgeving en af en toe inkomsten uit werk te hebben gehad.
Orionis heeft eiser uitgenodigd voor een intakegesprek op 19 november 2019. Bij brieven van 13 en 19 november 2019 heeft Orionis eiser gevraagd om aanvullende gegevens te verstrekken. Het gaat daarbij om verifieerbaar bewijs waaruit blijkt dat hij in de periode vanaf 1 mei 2019 heeft geleefd van leningen van familie en vrienden, en dat het niet langer mogelijk is om van deze leningen te leven. Ook is verzocht om bewijs van inschrijving bij drie uitzendbureaus en om twaalf sollicitatiebewijzen in de periode van 2 tot en met 19 november 2019. Orionis heeft eiser verzocht om de gegevens voor 26 november 2019 toe te sturen.
Op 25 november 2019 heeft eiser enkele e-mails aan Orionis verzonden.
In het primaire besluit heeft Orionis eisers aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat hij de opgevraagde gegevens over de leningen niet op tijd heeft ingediend.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, en hij heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is afgewezen in een uitspraak van 17 maart 2020. [1]
In het bestreden besluit heeft Orionis eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunten van partijen
2.1
Volgens eiser stelt Orionis zich ten onrechte op het standpunt dat hij de gevraagde relevante gegevens niet op tijd heeft overgelegd. Eiser stelt dat hij twee verklaringen van zijn geldverstrekkers heeft ingediend middels een e-mail van 25 november 2019. Eiser heeft een schermafbeelding van een e-mail in zijn postvak met verzonden items overgelegd. Eiser stelt dat hij op 25 november 2019 aan hetzelfde e-mailadres van Orionis ook e-mails heeft verstuurd met sollicitatiebewijzen en bewijzen van inschrijvingen bij uitzendbureaus. Die e-mails zijn in ieder geval door Orionis ontvangen. Hij voert verder aan dat irrelevant is dat hij niet om uitstel heeft verzocht, nu hij de genoemde stukken heeft verstrekt binnen de gestelde termijn.
2.2
Orionis stelt geen e-mail van 25 november 2019 van eiser te hebben ontvangen met daarbij twee verklaringen van geldverstrekkers. Orionis heeft dit nogmaals laten onderzoeken door zijn systeembeheerder en die gaf aan dat de header van de door eiser overgelegde e-mail niet klopt. Uit de overgelegde schermafbeelding blijkt volgens Orionis niet dat de e-mail is verstuurd op 25 november 2019. Orionis bevestigt dat eiser op 25 november 2019 wel zijn sollicitaties per e-mail heeft ingeleverd en dat deze door Orionis zijn ontvangen. De verklaringen over de leningen stelt Orionis echter pas in de bezwaarfase te hebben ontvangen.
Wettelijk kader
3. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige aanvraag is onder meer sprake als onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Relevante rechtspraak
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) rust de bewijslast van de bijstandbehoevendheid bij aanvragen om bijstand in beginsel op de aanvrager. [2] Uit vaste rechtspraak volgt verder dat de aard en inhoud van een primair besluit tot het buiten behandeling laten van een aanvraag meebrengt dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens die na dat besluit zijn verstrekt. [3] Het ligt op de weg van de aanvrager om aannemelijk te maken dat hij de gevraagde stukken tijdig heeft ingediend. [4]
Waar gaat het geschil over?
5. In deze zaak moet worden beoordeeld of Orionis eisers aanvraag buiten behandeling mocht stellen. Niet in geschil is dat Orionis heeft verzocht om stukken waarover eiser redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, en dat deze van belang zijn om het recht op bijstand te beoordelen. Partijen zijn enkel verdeeld over de vraag of eiser op tijd verifieerbare bewijzen heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in de periode vanaf 1 mei 2019 heeft geleefd van leningen van familie en vrienden, en dat het niet langer mogelijk is om van deze leningen te leven. Deze bewijzen had eiser uiterlijk 25 november 2019 moeten indienen, gelet op de termijn die Orionis heeft gesteld in de brief van 19 november 2019. Eiser stelt op 25 november 2019 de gevraagde bewijzen te hebben gemaild aan Orionis, maar Orionis betwist de ontvangst van die e-mail.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat het feit dat een e-mail een geadresseerde niet of niet volledig bereikt in beginsel voor rekening en risico van de verzender komt (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 8 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4414, en van 15 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4555). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Orionis op 25 november 2019 middels een e-mail bewijsstukken over de leningen heeft ontvangen. De door eiser overgelegde schermafbeelding van deze e-mail in zijn postvak met verzonden items is daarvoor onvoldoende. Hieruit is niet af te leiden dat die e-mail door Orionis is ontvangen. Eiser heeft ook niet op een andere manier aannemelijk gemaakt dat zijn e-mail Orionis heeft bereikt. Uit zijn stelling dat zijn andere e-mails van die dag wel zijn ontvangen en dat hij geen foutmelding heeft gehad, kan nog niet worden afgeleid dat de e-mail Orionis heeft bereikt. Eiser heeft ook geen (al dan niet automatisch gegenereerde) ontvangst- of leesbevestiging overgelegd. Uit het onderzoek van de systeembeheerder van Orionis is gebleken dat eisers e-mail het systeem van Orionis niet heeft bereikt. Er zijn geen aanknopingspunten om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het had op de weg van eiser gelegen om de ontvangst van de e-mail te controleren door bij Orionis te informeren of alle gegevens waren ontvangen. Dat eiser dit heeft nagelaten komt voor zijn rekening en risico.
Gezien het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat eiser de opgevraagde bewijsstukken niet op tijd heeft verstrekt. Orionis was daarom bevoegd om zijn aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling te stellen. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat Orionis niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Conclusie
7. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2286.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:289.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2958.