ECLI:NL:RBZWB:2021:6512

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering parkeerontheffing voor twee kentekens in parkeerschijfzone

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, waarin zijn aanvraag voor een parkeerontheffing voor twee kentekens werd geweigerd. Het college had op 15 december 2020 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, na een hoorzitting op 14 oktober 2020. De rechtbank heeft de zaak op 25 november 2021 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in het centrum van [plaatsnaam] een parkeerschijfregeling van kracht is, die in 2007 is ingevoerd om de parkeerdruk te verminderen. Eiser woont aan de [adres] en heeft een aanvraag ingediend voor een ontheffing om te parkeren met twee kentekens binnen de blauwe zone. Het college heeft de ontheffing geweigerd op basis van de argumentatie dat eiser over eigen parkeergelegenheid beschikt, wat volgens de parkeerverordening een vereiste is voor het verkrijgen van een ontheffing.

De rechtbank heeft de gedragslijn van het college beoordeeld en geconcludeerd dat het college niet onredelijk heeft gehandeld door de ontheffing te weigeren. Eiser had betoogd dat het college onduidelijk beleid hanteert en dat hij in vergelijkbare gevallen wel ontheffingen had gezien. De rechtbank oordeelde echter dat het college niet verplicht is om beleid te formuleren en dat de weigering van de ontheffing in dit geval niet onredelijk was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/428 BESLU
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2021 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam] , eiser
gemachtigde: mr. Z. Haya,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau,verweerder.
Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 15 december 2020 (bestreden besluit). Dit besluit strekt tot ongegrond verklaring van de bezwaren van eiser tegen de geweigerde parkeerontheffing voor twee kentekens.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 november 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, eisers gemachtigde en [naam vertegenwoordiger verweerder] en [naam vertegenwoordiger verweerder 2] namens het college.
Overwegingen

1.Feiten

In een deel van het centrum van [plaatsnaam] is in 2007 een parkeerschijfregeling ingevoerd om de parkeerdruk door langparkeerders in en rond het centrum tegen te gaan. De parkeerschijfzone is van kracht op maandag tot en met zaterdag van 09:00 uur tot 18:00 uur. Met gebruik van de parkeerkaart mag men binnen de parkeerschijfregeling twee uur parkeren.
Eiser woont aan de [adres] te [plaatsnaam] . Op het [naam plein] is de parkeerschijfregeling van kracht. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor het verlenen van een ontheffing om te parkeren met twee kentekens binnen de blauwe zone.
Het college heeft de ontheffing op 23 juni 2020 geweigerd. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Op 14 oktober 2020 heeft een (digitale) hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de Commissie Bezwaarschriften. Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser, onder verwijzing naar en overneming van het advies van de Commissie Bezwaarschriften, ongegrond verklaard.

2.Wettelijk kader

De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

3.Beoordeling

3.1.
Heeft het college een bestendige gedragslijn?
Gelet op artikel 2, derde lid, onder a, van de Parkeerverordening [plaatsnaam] 2014 (hierna: de parkeerverordening) kan een ontheffing worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied binnen de parkeerschijfzone waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn (categorie I).
Eiser stelt dat het college onduidelijk beleid hanteert, doordat niet bekend is onder welke voorwaarden de ontheffing wordt verleend.
De rechtbank stelt vast dat het college geen beleidsregels heeft met een nadere invulling van artikel 2, derde lid, onder a, van de parkeerverordening. Het college is overigens ook niet verplicht om beleid te formuleren. Bij beoordelingsruimte kan het college ook een bepaalde gedragslijn hanteren, [1] mits inzichtelijk wordt gemaakt hoe en aan de hand van welke norm wordt beslist tot toekenning dan wel tot afwijzing van een aanvraag. Het college heeft in dit kader gesteld dat het wel een bestendige gedragslijn hanteert. Ter onderbouwing van de gedragslijn heeft het college het formulier behorende bij een de ontheffingsaanvraag en een document met voorwaarden voor een parkeerontheffing overgelegd. Dit laatste is, uit een oogpunt van kenbaarheid voor een ieder, ook op de gemeentelijke website gepubliceerd.
3.2.
Beschikt eiser over eigen parkeergelegenheid?
Nu vast staat dat het college bij de verlening van ontheffingen gebruik maakt van een gedragslijn, ligt ter beoordeling aan de rechtbank voor of de gedragslijn juist is toegepast. In het document staat het volgende opgenomen: ‘
De volgende regels gelden bij de aanvraag: (…) U heeft geen eigen parkeergelegenheid op eigen terrein of op terrein dat bij uw woning hoort’.
Het college heeft de ontheffing geweigerd omdat eiser beschikt over eigen parkeergelegenheid. De oprit heeft een lengte van 12,5 meter en is 2,6 meter breed. Het college stelt dat tot eigen parkeergelegenheid wordt gerekend de gemiddelde oprit (6*2 meter). De oprit aan de [adres] te [plaatsnaam] voldoet volgens het college aan deze afmetingen. De rechtbank acht dit standpunt van het college niet onjuist of onredelijk. Dat eiser een draaipoort op zijn oprit heeft staan en de garage in gebruik heeft genomen als woning, maakt dit niet anders. De rechtbank acht het voor risico van eiser om de oprit zodanig in te richten dat hij zijn eigen parkeergelegenheid beperkt. Daarnaast doet de omstandigheid dat het lastig is om een fiets of container langs een geparkeerde auto te verplaatsen niet af aan de omstandigheid dat eiser beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein.
3.3.
Kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel slagen?
Eiser betoogt dat de vorige eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] wel een parkeerontheffing had gekregen en de buren van eiser tot op heden een ontheffing bezitten. Hij wijst erop dat dit vergelijkbare gevallen zijn en het college dus de ontheffing had moeten verlenen.
De gemachtigde van het college heeft ter zitting desgevraagd aangegeven niet te weten op welke grond destijds aan de buren en vorige bewoners een ontheffing is verleend. Niet wordt uitgesloten dat hierbij een fout is gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op juiste gronden op het standpunt gesteld dat het gelijkheidsbeginsel niet zo ver strekt dat het college een gemaakte fout daarna moet herhalen. [2] Het betoog slaagt dan ook niet.

4.Conclusie

Gelet op het algemeen belang dat is gediend met consequente toepassing van het beleid/de gedragslijn van het college en de ondermijning van dat beleid/de gedragslijn bij afwijkingen, komt de rechtbank tot de slotsom dat het niet onredelijk is dat de ontheffing is geweigerd. Van een bijzonder geval om toch af te wijken van de gedragslijn is niet gebleken.
Nu de beroepsgronden niet kunnen slagen, zal het beroep ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 22 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
Artikel 25, eerste lid, van het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990 (hierna: RVV 1990) bepaalt dat het verboden is om in een parkeerschijfzone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
Ingevolge het tweede lid is het op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.
Artikel 87 van het RVV 1990 bepaalt dat door het bevoegd gezag ontheffing kan worden verleend van de artikelen (…) 25, (…).
Artikel 2, eerste lid, van de Parkeerverordening [plaatsnaam] 2014 (hierna: de Parkeerverordening) bepaalt dat het college op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing kan verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.
Op grond van het tweede lid kan het college, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een ontheffing.
Het derde lid bepaalt dat een ontheffing kan worden verleend aan:
a. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied binnen de parkeerschijfzone waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn (categorie I);
Het zesde lid bepaalt dat het college in een parkeerreglement de parkeerzones en de straten in de gebieden vaststelt.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Parkeerverordening wordt aan bewoners van gebied 1 maximaal één ontheffing per woonadres verstrekt.
Het tweede lid bepaalt dat op de parkeerontheffing zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 het mogelijk is 2 kentekens op één ontheffing te vermelden. Het is niet mogelijk de ontheffing te gebruiken voor beide kentekens tegelijkertijd.
Op grond van artikel 1, onder e, van de Parkeerverordening wordt onder een belanghebbendenparkeerplaats verstaan een parkeerplaats, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd, gelegen binnen een zone aangeduid met borden E10 en E11 uit bijlage I van het RVV 1990, gemarkeerd conform artikel 25 van het RVV 1990 zodat gebruik van een geldige parkeerschijf noodzakelijk is binnen de aangegeven perioden.

Voetnoten

1.Zie analoog de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:295, i.h.b. r.o. 8.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 17 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:293.