ECLI:NL:RBZWB:2021:6487

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9098
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 17 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen, na een besluit van 2 oktober 2020. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 5 november 2021 in Breda gehouden, waar eiseres werd bijgestaan door haar partner en gemachtigde, mr. C.J.M.M. Verwijmeren. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.S. van Zaane.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2 februari 2018 uitgevallen is uit haar werk als verkoopmedewerkster vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het UWV had eerder, op 20 maart 2020, geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, en dit besluit werd in het bestreden besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken waren. Eiseres betwistte de vastgestelde urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week, en voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat.

De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren en dat de gestelde urenbeperking voldoende was onderbouwd. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de weigering van de WIA-uitkering dus terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9098 WIA

uitspraak van 17 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 oktober 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 5 november 2021. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar partner, haar gemachtigde en [naam begeleidster] (begeleidster van BuroMaks). Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. van Zaane.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als verkoopmedewerkster voor 21,5 uur per week bij [naam bedrijf] Voor dat werk is zij per 2 februari 2018 uitgevallen vanwege lichamelijke en psychische klachten.
Bij besluit van 20 maart 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 31 januari 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is de weigering om aan haar een WIA-uitkering toe te kennen, gehandhaafd.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 31 januari 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en,
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gesproken op het spreekuur. Ook heeft hij de beschikbare medische informatie bestudeerd, waaronder de informatie van de bedrijfsarts van 11 november 2019 en het expertise-rapport van Ergatis van 8 november 2019. Hij heeft de diagnoses ‘overige aandoening weke delen, ADHD, adipositas/obesitas en overige angststoornis’ gesteld. Er is sprake van een scala aan fysieke klachten (uitgevallen met nek- en rugklachten) en paniekklachten/spanningsklachten, moeheid. Nadere diagnostiek gaf geen objectieven. Behandeling door psychosomatische therapeut had ook geen effect. Er is wel sprake van life events. Eiseres heeft uiteindelijk bij OCA het multidisciplinair traject doorlopen van maart 2019 tot en met mei 2019, waarna de klachten wel iets minder zijn geworden. Na opstarten van het werk zijn de klachten geleidelijk aan weer toegenomen. In september 2019 heeft Ergatis een expertise verricht. Volgens de psychiater van Ergatis is er sprake van een angststoornis en ADHD en heeft eiseres bij geringe drukte veel last van stress en angstaanvallen. Eiseres heeft zich via de huisarts aangemeld bij GGZ. Naar de huidige gegevens is het beeld volgens de verzekeringsarts niet wezenlijk veranderd en is het medische beeld zoals geschetst door Ergatis nog actueel. Mede op grond daarvan is de belastbaarheid vastgesteld. De relatie ziekte, beperking en handicap is duidelijk. Het geheel is consistent en plausibel. De verzekeringsarts heeft verschillende beperkingen aangenomen en vooralsnog, mede gezien de nog te volgen behandeling, een urenbeperking gesteld van 4 uur per dag, 20 uur per week.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gesproken op een telefonisch hoorzitting. Ook heeft hij de informatie van de psychologen van PsyQ bestudeerd. Eiseres heeft met name bezwaren tegen de gestelde urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week. De verzekeringsarts b&b volgt de verklaring van de psycholoog, dat eiseres niet meer dan 3 uur per dag kan werken, niet. Een behandelaar is niet de aangewezen persoon om hier verklaringen over af te leggen. Een beoordeling ten behoeve van de re-integratie is een andere zaak dan het vaststellen van de belastbaarheid in het kader van de WIA. Bij de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid dient de belasting die er is door zorgtaken buiten beschouwing te worden gelaten. Uit de rapportage van de primaire arts blijkt een zorgvuldig uitgevoerd en voldoende uitgebreid onderzoek. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, waaronder de expertise van Ergatis, de anamnese en het eigen medisch onderzoek. De verzekeringsarts heeft, mede wegens de behandeling, een beperkte duurbelastbaarheid vastgesteld van 4 uur per dag, 20 uur per week. Dit is een ruime beperking. Bij een eerder zeer uitgebreide multidisciplinaire expertise (met onderzoek/inbreng van de psycholoog en psychiater en verzekeringsarts) werd geen beperkte duurbelastbaarheid vastgesteld. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 juli 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat. Mede gelet op de informatie van BuroMaks, dient een urenbeperking van 2 uur per dag, 3 dagen per week te worden aangenomen. Zeker wanneer zoals in casu op energetische en preventieve gronden een urenbeperking is aangenomen, verdient het aanbeveling om daarbij ook het oordeel van de behandelaars mee te wegen.
4.3
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat de huidige schattingsmethodiek tot gevolg heeft dat vrouwelijke deeltijders worden benadeeld. De vrouwelijke deeltijder heeft volgens de gemachtigde veel minder aan de reductiefactor waardoor het voor hen vrijwel onmogelijk is om aan een WIA-uitkering te komen. Er is sprake van indirect onderscheid.
De rechtbank acht het ter zitting inbrengen van een dergelijke verstrekkende en nieuwe beroepsgrond in strijd met de goede procesorde. De rechtbank acht daarbij van belang dat het oorspronkelijke beroepschrift van ruim een jaar geleden dateert (21 oktober 2020) en dat de nieuwe grond niet op enige wijze voortborduurt op eerder ingebrachte gronden. De rechtbank zal deze beroepsgrond dan ook buiten beschouwing laten.
4.4
Ten aanzien van de medische beroepsgronden, overweegt de rechtbank als volgt.
Eiseres is het in de kern niet eens met de gestelde urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week. Volgens eiseres is in de praktijk gebleken dat zij niet meer dan 2 á 3 uur per dag kan werken. Zij verwijst daarvoor naar de verklaringen van haar psycholoog van PsyQ en van haar ambulant begeleider van BuroMaks. Ook meent eiseres dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met haar ADHD klachten. Die klachten hebben tot gevolg dat prikkels hard binnenkomen, wat haar veel energie kost. De door de primaire verzekeringsarts op energetische en preventieve gronden vastgestelde urenbeperking dient daarom naar beneden te worden aangepast.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om aan de rapporten van de verzekeringsartsen te twijfelen. Dat een verdergaande urenbeperking aan de orde zou moeten zijn dan de in de FML vastgestelde 4 uur per dag, 20 uur per week, acht de rechtbank onvoldoende met medische stukken onderbouwd. In dat kader acht de rechtbank ook van belang dat Ergatis na uitgebreid onderzoek geen urenbeperking heeft gesteld. Ergatis heeft alleen een beperking gesteld voor ploegendiensten en onregelmatige diensten. Anders dan ter zitting aangevoerd, is bij het onderzoek door Ergatis wel degelijk rekening gehouden met de ADHD klachten van eiseres. Dat de behandelaars van mening zijn dat eiseres niet meer dan 2 respectievelijk 3 uur per dag kan werken, is onvoldoende om aan de gestelde urenbeperking te twijfelen. Zo houden de behandelaars rekening met de thuissituatie van eiseres en het feit dat eiseres zorgtaken heeft voor haar zoon met niet aangeboren hersenletsel. Hoewel de rechtbank er begrip voor heeft dat dit eiseres veel tijd en energie kost, kan dit, gelet op vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2016:4398 r.o. 4.2 en zie ECLI:NL:CRVB:2013:2328) in een WIA-beoordeling geen rol spelen.
Niet gebleken is dat in de FML van 22 juli 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Medior Soldering operator (Sbc-code 111180), Productiemedewerker (Sbc-code 268040) en Coupeuse (Sbc-code 272042).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 13 maart 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 30 september 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit hoofdzakelijk voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de geduide functies niet geschikt zijn, omdat er onvoldoende sprake is van afwisseling in houding. De rechtbank constateert dat in de FML bij item 1.11.1 door de verzekeringsarts is toegelicht:
“ja, er gelden specifiek voorwaarden voor statische houdingen namelijk: voldoende eigen regelmogelijkheden om het zitten, lopen en staan te kunnen afwisselen.”De arbeidsdeskundige b&b heeft op dit punt aanvullend overleg gevoerd met de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat de belastbaarheid is gesteld op 1 uur aaneengesloten zitten, en staan en lopen een half uur aaneengesloten. Met voldoende regelmogelijkheden dient eiseres het zitten, lopen en staan te kunnen afwisselen. De verzekeringsarts b&b is van mening dat er in de drie geduide functies zoveel afwisseling is, dat daarnaast eigen regelmogelijkheden niet nodig zijn. De belastbaarheid wordt dan ook niet overschreden. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 31 januari 2020 heeft vastgesteld op 22,17%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden voor een proceskostenveroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 17 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.