ECLI:NL:RBZWB:2021:6458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
BRE-21_3523
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak met naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 17 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. De belanghebbende, wonende te [plaats], had de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg verzocht om vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep tegen de kostenvergoeding in bezwaar betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank heeft de vergoeding voor beroepsmatige bijstand vastgesteld op € 267, met een wegingsfactor van 0,5, conform het richtsnoer proceskostenvergoeding van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 november 2021. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om van dit bedrag af te wijken. Daarnaast is opgemerkt dat de belanghebbende € 49,00 aan griffierecht heeft betaald, maar dat de wet niet toestaat dat de heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierecht in deze procedures. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, maar de vergoeding voor griffierecht moet door de heffingsambtenaar uit zichzelf worden gedaan, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn per aangetekende post geïnformeerd. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/3523
uitspraak van 17 december 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

de heffingsambtenaar.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep tegen de kostenvergoeding in bezwaar betreffende de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .
De rechtbank stelt de vergoeding voor beroepsmatige bijstand in de beroepsfase vast op € 267 [1] . De wegingsfactor is bepaald op 0,5 gelet op het voorwerp van het beroep en het richtsnoer proceskostenvergoeding van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2021 [2] . De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken. Opmerking verdient dat deze kostenvergoeding voor de beroepsfase wordt toegekend naast de kostenvergoeding voor de bezwaarfase waar partijen overeenstemming over hebben bereikt.
Belanghebbende heeft € 49,00 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedures de heffingsambtenaar te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De heffingsambtenaar moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende van € 267.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 17 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.1 punt voor het beroepschrift met een wegingsfactor 0,5