Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 15 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
hoofdgebouwals het noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de voor een perceel geldende bestemming. Uit de planregels van het bestemmingsplan “Partiele herziening vestiging supermarkt Diessen” volgt dat de bestemming “detailhandel” is. De aangewezen gronden zijn volgens artikel 3.1 van het bestemmingsplan uitsluitend bestemd voor detailhandel en ter plaatse van de aanduiding “supermarkt”, uitsluitend voor een supermarkt. Het hoofdgebouw is hier dan ook de supermarkt. De voorkant van de supermarkt is gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam 2] . Dat volgt ook uit de adresgegevens van de supermarkt en de feitelijke situatie.
achtererfgebiedhet erf is achter de lijn die hoofdgebouw op een meter achter de voorkant aan de [adres] doorkruist. Het
erfis dan het al dan niet bebouwde perceel dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw, dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten I en II en de invorderingsbesluiten III en IV gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten I, II, III en IV, voor zover deze zien op de hoogte van de (verbeurde) dwangsommen;
- draagt het college op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen om de hoogte van de (verbeurde) dwangsommen vast te stellen, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten I, II, III en IV overigens in stand blijven;
- draagt het college op de betaalde griffierechten van € 708,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,00.