ECLI:NL:RBZWB:2021:6192

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5028
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet

Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2009 tot en met 2015, alsook navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) en een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 juni 2012 tot en met 31 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd en dat de belanghebbende ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. Tijdens de zitting op 5 november 2021 hebben beide partijen verklaard dat de belanghebbende alsnog gehoord dient te worden door de inspecteur. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 5 februari 2022 te rapporteren of er reden is voor wijziging van de uitspraken op bezwaar en om alle relevante stukken te overleggen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en past de bestuurlijke lus toe, wat inhoudt dat de inspecteur de gelegenheid krijgt om de geconstateerde gebreken te herstellen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel open, maar er kan wel worden opgekomen tegen de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/5028, 18/5029, 18/5103 tot en met 18/5108, 18/5302, 19/3509 en 19/3510
tussenuitspraak van 26 november 2021
Tussenuitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.7. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonend in [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 3 juli 2018, 17 juli 2018 en 4 juni 2019 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2009, 2010 en 2012 tot en met 2014, de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) over de jaren 2012 tot en met 2014, de aan hem opgelegde aanslag IB/PVV over het jaar 2015, de aan hem opgelegde aanslag Zvw over het jaar 2015 en de aan hem opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 juni 2012 tot en met 31 december 2015.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2021 in Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.Beslissing

De rechtbank:
- stelt de inspecteur in de gelegenheid om belanghebbende te horen en de rechtbank uiterlijk op 5 februari 2022 te berichten, of en zo ja in hoeverre er reden is voor wijziging van de uitspraken op bezwaar en de standpunten in beroep;
- stelt de inspecteur in de gelegenheid om uiterlijk op 5 februari 2022 alle op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.

2.Gronden

2.1.
Tussen partijen is onder meer in geschil of belanghebbende ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.
2.2.
Beide partijen hebben tijdens de zitting van 5 november 2021 verklaard dat belanghebbende alsnog gehoord dient te worden door de inspecteur.
2.3.
De inspecteur heeft niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Daarmee is niet voldaan aan artikel 8:42 Awb.
2.4.
Met het oog op het belang van definitieve geschilbeslechting en de voortgang van de procedure, zal de rechtbank de zaak niet terugwijzen. De rechtbank zal de inspecteur, met toepassing van artikel 8:51a Awb, in de gelegenheid stellen om de geconstateerde gebreken te herstellen. Wat betreft het overleggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken door de inspecteur geldt dat indien de inspecteur daar niet aan voldoet, de rechter daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen. [1]
2.5.
Gelet op het voorgaande is een tussenuitspraak gedaan om de zogenoemde bestuurlijke lus toe te passen. De inspecteur dient de rechtbank uiterlijk 5 februari 2022 te berichten of er reden is voor wijziging van zijn standpunt. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. van der Vegt, voorzitter, mr. drs. P.C. van der Vegt en mr. H.J. Cosijn, rechters, in aanwezigheid van E.J.M. Bohnen, griffier, op 26 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is alleen ondertekend door de voorzitter, aangezien de griffier verhinderd is.
De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel open. Tegen de beslissingen in deze tussenuitspraak kan worden opgekomen in het kader van een rechtsmiddel tegen de einduitspraak.

Voetnoten

1.Artikel 8:31 Awb.