Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een verzuimboete van € 369 die was opgelegd wegens het niet tijdig indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet binnen de gestelde termijn van 21 juli 2017 aangifte heeft gedaan, ondanks meerdere aanmaningen van de Belastingdienst. De belanghebbende stelde dat hij uitstel had aangevraagd, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat dit verzoek was verzonden of dat hij uitstel had gekregen. De rechtbank concludeerde dat de verzuimboete terecht was opgelegd, maar matigde deze tot € 313 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.