ECLI:NL:RBZWB:2021:5129

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_2425
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak over niet tijdig nemen van besluit inzake aanslag inkomstenbelasting

Op 12 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak waarbij belanghebbende, wonende te Curaçao, de inspecteur van de Belastingdienst heeft verzocht om vergoeding van proceskosten. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en volgde op de intrekking van een eerder beroep inzake het niet tijdig nemen van een besluit over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, omdat er tijdens de beroepsprocedure alsnog een besluit is genomen door de inspecteur. De kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase zijn vastgesteld op € 374, gebaseerd op het tarief in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft belanghebbende € 49 aan griffierecht betaald, maar de rechtbank kon de inspecteur niet veroordelen tot vergoeding van dit griffierecht, aangezien de wet dit niet toestaat. De rechtbank heeft de inspecteur wel veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 374.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Belanghebbende kan binnen zes weken na de verzending van de uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank, waarbij hij kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet. De uitspraak is onherroepelijk indien er geen rechtsmiddel wordt aangewend binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2425
uitspraak van 12 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], Curaçao,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft bij zijn intrekking een formulier proceskosten overgelegd. De rechtbank merkt dit aan als een verzoek om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep inzake het niet tijdig nemen van een besluit betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2016 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.66.01. De inspecteur heeft naar aanleiding van het daartoe strekkende verzoek van de rechtbank niet gereageerd op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank merkt op dat uitsluitend zal worden geoordeeld over de kosten in de beroepsfase betreffende het niet tijdig nemen van een besluit daar het beroep, met een ander zaaknummer, voor de inhoudelijke procedure reeds loopt.
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenvergoeding nu tijdens de beroepsprocedure wegens niet tijdig beslissen alsnog een besluit is genomen. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase vast op € 374. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 0,5 [1] ).
Belanghebbende heeft € 49 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De inspecteur moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 374.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 12 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4638, r.o. 4.6.4.3