In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Nederland, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 18 maart 2020, waarin haar recht op gezinsbijslag werd herzien. Eiseres, die samen met haar zoon in Nederland woont, heeft een aanvraag voor kinderbijslag ingediend, terwijl haar partner in Zwitserland woont en daar gezinsbijslag ontvangt. De Svb heeft de gezinsbijslag aan eiseres toegekend, maar met de voorwaarde dat de gezinsbijslag van de partner in Zwitserland zou worden afgetrokken. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten van de Svb, maar deze zijn door de Svb niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij de bezwaren te laat had ingediend.
De rechtbank heeft op 8 september 2021 de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar partner, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A. Marijnissen. De rechtbank heeft overwogen dat het beroepschrift van eiseres te laat was ingediend, maar heeft dit geaccepteerd omdat de Svb niet kon aantonen wanneer het bestreden besluit was verzonden. De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke bezwaren van eiseres tegen de besluiten van de Svb beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat de Svb terecht het bezwaar van eiseres tegen het eerste primaire besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er al eerder bezwaar was gemaakt. Ook het bezwaar tegen de tweede en derde primaire besluiten is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze buiten de termijn waren ingediend. Ten aanzien van het vierde primaire besluit heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat de Svb haar volledig tegemoet is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en niet-ontvankelijk voor de bezwaren die niet tijdig zijn ingediend.