ECLI:NL:CRVB:2022:1776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake kinderbijslag en gezinsbijslag
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die haar bezwaar tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 juli 2022 uitspraak gedaan. Appellante, die in Nederland woont met haar zoon, had in 2017 kinderbijslag aangevraagd. De Svb heeft haar recht op gezinsbijslag vastgesteld, maar heeft daarbij de gezinsbijslag uit Zwitserland in mindering gebracht op de Nederlandse kinderbijslag. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Svb, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet toestaat om tweemaal inhoudelijk op hetzelfde bezwaar te beslissen. Ook werd overwogen dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was, omdat appellante eerder had kunnen reageren op de besluiten van de Svb.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat appellante niet kon worden gevolgd in haar stelling dat de Svb het bezwaarschrift tegen het eerste besluit als beroepschrift had moeten doorsturen. De Raad bevestigde dat de overschrijding van de bezwaartermijn voor besluiten 2 en 3 niet verschoonbaar was, en dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van bezwaar. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.