ECLI:NL:RBZWB:2021:5023

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen tegen niet tijdig beslissen door de inspecteur van de Belastingdienst

Op 7 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende in beroep ging tegen het niet tijdig beslissen door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat belanghebbende niet kan aantonen dat hij de inspecteur schriftelijk in gebreke heeft gesteld. Dit is in strijd met artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is.

De inspecteur had aan belanghebbende verschillende naheffingsaanslagen opgelegd, waartegen bezwaar was gemaakt. Echter, de rechtbank kon niet ingaan op de inhoudelijke klachten van belanghebbende, omdat de bezwaarfase eerst doorlopen moest worden. De rechtbank benadrukte dat de inspecteur nog steeds verplicht is om op de bezwaren tegen de aanslagen en de boetebeschikking te beslissen, ondanks de niet-ontvankelijkheid van de beroepen.

De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier P. van der Hoeven. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en belanghebbende kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/2148, 21/2302 en 21/2303
uitspraak van 7 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Aanleiding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekeningen 18 december 2020 en 31 december 2020 een naheffingsaanslag omzetbelasting 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer] .B.01, een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.57.01 en een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer] .W.57.01.4 (hierna: de aanslagen) opgelegd en met dagtekening 30 juni 2021 een boetebeschikking behorende bij de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015.
Belanghebbende heeft tegen de aanslagen en boetebeschikking bezwaar gemaakt.
Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend tegen het uitblijven van uitspraken op bezwaar.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen
Op basis van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Uit de gedingstukken kan niet worden afgeleid dat belanghebbende de inspecteur schriftelijk in gebreke heeft gesteld. Er zijn geen omstandigheden gebleken waaruit volgt dat – ten tijde van indiening van het beroepschrift – redelijkerwijs niet van belanghebbende gevergd kon worden dat hij de inspecteur in gebreke stelt (artikel 6:12, derde lid, van de Awb). De beroepen tegen het niet tijdig beslissen zijn daarom niet-ontvankelijk.
Nu ook niet is gebleken dat de inspecteur inmiddels uitspraken op bezwaar heeft gedaan verklaart de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
Wat betekent dit?
De beroepen zijn om een formele reden niet-ontvankelijk. Dit oordeel neemt niet weg dat de inspecteur nog wel gehouden is om op de bezwaren tegen de aanslagen en boetebeschikking te beslissen. De rechtbank kan echter niet toekomen aan de inhoudelijke klachten in het beroepschrift en aanvullende stukken tegen de bestreden aanslagen en boetebeschikking. Voor zover belanghebbende rechtstreeks beroep heeft willen instellen tegen die aanslagen en boetebeschikking, zijn de beroepen niet-ontvankelijk, omdat eerst de bezwaarfase moet worden doorlopen en de inspecteur niet heeft ingestemd met rechtstreeks beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 7 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.