ECLI:NL:RBZWB:2021:4723
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de weigering van een omzettingsvergunning voor kamerverhuur in Tilburg
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een pand in Tilburg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had beroep ingesteld tegen de weigering van een omzettingsvergunning voor kamerverhuur in zijn pand. Het college had eerder op 11 maart 2020 een omzettingsvergunning verleend aan een vergunninghouder voor een nabijgelegen pand, maar had het bezwaar van de eiser tegen deze vergunning ongegrond verklaard in een besluit van 3 september 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 24 juni 2021, waar zowel de eiser als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen weigeringsgrond was voor de vergunning, zoals bedoeld in de Huisvestingsverordening 2018. De eiser voerde aan dat er binnen 50 meter van het pand al een ander kamerverhuurpand was, maar het college stelde dat de afstand 50,13 meter was, gemeten vanaf de perceelgrens. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende had onderbouwd dat de afstandsbepaling correct was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat het besluit van het college niet onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen motiveringsgebrek was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.