ECLI:NL:RBZWB:2021:4570
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewetuitkering en niet-ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had zijn Ziektewetuitkering, die op 19 december 2020 was beëindigd, betwist. Het UWV had op 13 november 2020 een besluit genomen om de uitkering te beëindigen, en op 27 januari 2021 verklaarde het UWV het bezwaar van de eiser tegen dit besluit niet-ontvankelijk. De eiser stelde dat zijn bezwaar tijdig was ingediend, omdat zijn maatschappelijk werker het bezwaarschrift op 3 december 2020 per post had verzonden. Echter, het UWV kon dit bezwaarschrift niet terugvinden en de eiser heeft op 29 december 2020 een kopie van het bezwaarschrift persoonlijk ingediend.
De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 28 december 2020 eindigde, en dat het bezwaarschrift van de eiser op 29 december 2020 niet tijdig was ingediend. De rechtbank benadrukte dat het op de eiser lag om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden, wat hij niet had kunnen bewijzen. De rechtbank concludeerde dat het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.