In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV. Eiseres had een Ziektewet-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze per 26 februari 2020. Eiseres had eerder een uitkering ontvangen, maar na een ziekmelding en een medisch onderzoek concludeerde het UWV dat zij arbeidsgeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 8 juli 2021 was eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door mr. C.J.G. Oom-Roumen.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de medische rapportages van de verzekeringsartsen. Eiseres had te maken met verschillende gezondheidsproblemen, waaronder psychische klachten en een complexe thuissituatie door de ziekte van haar echtgenoot. De verzekeringsartsen concludeerden echter dat de klachten van eiseres niet voldoende waren om haar arbeidsongeschiktheid te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had geweigerd de ZW-uitkering toe te kennen, omdat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet als medische beperkingen konden worden aangemerkt.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.