ECLI:NL:RBZWB:2021:4556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9436
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Ziektewet-uitkering door UWV na arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV. Eiseres had een Ziektewet-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze per 26 februari 2020. Eiseres had eerder een uitkering ontvangen, maar na een ziekmelding en een medisch onderzoek concludeerde het UWV dat zij arbeidsgeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 8 juli 2021 was eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door mr. C.J.G. Oom-Roumen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de medische rapportages van de verzekeringsartsen. Eiseres had te maken met verschillende gezondheidsproblemen, waaronder psychische klachten en een complexe thuissituatie door de ziekte van haar echtgenoot. De verzekeringsartsen concludeerden echter dat de klachten van eiseres niet voldoende waren om haar arbeidsongeschiktheid te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had geweigerd de ZW-uitkering toe te kennen, omdat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet als medische beperkingen konden worden aangemerkt.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9436 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 juni 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) per 26 februari 2020 geweigerd.
In het besluit van 16 september 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 8 juli 2021.
Hierbij was aanwezig mr. C.J.G. Oom-Roumen namens het UWV. Eiseres is niet verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres is werkzaam geweest als verzorgende. Voor dat werk is zij op 2 juni 2015 uitgevallen vanwege burn-outklachten. Het UWV heeft eiseres na 104 weken ZW-uitkering met ingang van 30 mei 2017 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geweigerd.
Bij besluit van 6 juni 2017 heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend met ingang van 30 mei 2017.
Na een ziekmelding van eiseres heeft het UWV haar bij besluit van 28 maart 2018 een ZW-uitkering toegekend met ingang van 22 maart 2018.
Eiseres heeft van 9 april 2018 tot 14 juni 2018 gewerkt als administratief medewerker voor 40 uren per week.
Bij besluit van 11 juli 2018 heeft het UWV eiseres met ingang van 14 juni 2018 wederom een WW-uitkering toegekend.
Als gevolg van ziekte door zwangerschaps- of bevallingsklachten heeft het UWV eiseres met ingang van 31 juli 2018 een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 17 januari 2019 heeft het UWV eiseres een zwangerschaps- en bevallingsuitkering (WAZO-uitkering) van in principe zestien weken toegekend per 28 december 2018 tot 19 april 2019. Om die reden is de ZW-uitkering, die eiseres sinds 31 juli 2018 ontving, beëindigd.
Bij besluit van 13 augustus 2019 heeft het UWV na een ziekmelding van eiseres haar weer een ZW-uitkering toegekend met ingang van 19 april 2019.
Bij besluit van 20 februari 2020 heeft het UWV eiseres weer arbeidsgeschikt verklaard voor haar eigen werk en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 26 februari 2020.
Bij besluit van 18 maart 2020 heeft het UWV de op 31 juli 2018 stopgezette WW-uitkering voortgezet vanaf 26 februari 2020.
Op 22 maart 2020 en op 20 april 2020 heeft eiseres zich bij het UWV met ingang van 26 februari 2020 ziek gemeld.
Bij besluit van 4 juni 2020 heeft het UWV de WW-uitkering van eiseres met ingang van 4 mei 2020 stopgezet.
Bij besluit van 5 juni 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiseres arbeidsgeschikt geacht voor haar eigen werk en haar daarom een ZW-uitkering geweigerd met ingang van 26 februari 2020.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht heeft geweigerd eiseres per 26 februari 2020 een ZW-uitkering toe te kennen.
In het verweerschrift heeft het UWV het standpunt ingenomen dat het primaire besluit als een beslissing in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aan te merken, omdat het slechts een herhaling is van het besluit van 20 februari 2020, namelijk dat eiseres met ingang van 26 februari 2020 arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. Er is volgens het UWV sprake van een afwijzing van het verzoek om terug te komen op het eerdere besluit van 20 februari 2020.
De rechtbank kan het UWV daarin niet volgen. Bij besluit van 20 februari 2020 is de uitkering van eiseres per 26 februari 2020 gestopt, omdat zij vanaf die datum in staat werd geacht de maatstaf van haar eigen werk te verrichten. Daarna is een ziekmelding gevolgd van eiseres per 26 februari 2020. Dit had tot gevolg dat een nieuw medisch onderzoek naar de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de ZW van eiseres heeft plaatsgevonden. Dat nieuwe medisch onderzoek heeft er toe geleid dat de ziekmelding van eiseres per 26 februari 2020 volgens het UWV niet gehonoreerd kon worden. Dat is gebeurd op basis van de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts. Daarom kan niet worden gesteld dat het om een afwijzing gaat, waarbij voor de motivering enkel is verwezen naar de motivering van het besluit van 20 februari 2020. Zoals ter zitting is besproken, heeft het UWV de aanvraag van eiseres inhoudelijk getoetst en daarom zal de rechtbank het bestreden besluit inhoudelijk toetsen, vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 november 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2947, r.o. 4.2).
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat het werk als administratief medewerker als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts Van Leeuwen heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken op het telefonisch spreekuur van 28 mei 2020. Zij heeft gerapporteerd dat eiseres aangeeft niet te kunnen werken vanwege de zorg voor haar man en kind, zowel huishouden als administratie door haar geregeld moet worden en ze nog in onderhandeling is met de zorgverzekeraar over een mogelijke operatie. Ook heeft eiseres aangegeven dat de situatie ten opzichte van de vorige beoordeling, op 19 februari 2020, waarbij ze hersteld werd gemeld per 26 februari 2020 niet is veranderd. Wel heeft ze nu bewijs van hulpbureau [hulpbureau]. Eiseres heeft een indicatie gekregen voor ondersteuning bij huishouden en administratie. Ook krijgt ze voor haar kind mogelijk opvang op medische indicatie, geregeld vanuit het consultatiebureau. Verder heeft ze een afspraak bij de praktijkondersteuner voor haar eigen situatie. Ze geeft aan moeite te hebben met slapen en concentreren, maar verdere klachten of belemmeringen kan ze niet noemen.
De verzekeringsarts rapporteert dat de door eiseres ervaren klachten passen bij de eerder gestelde diagnose ADD en spanningsklachten als reactie op een stressvolle situatie. Eiseres gebruikt medicatie en gaat opnieuw hulp vragen. De huidige klachten zijn volgens de verzekeringsarts te duiden als spanningsklachten passend bij een privésituatie. Eiseres geeft zelf ook steeds aan dat deze situatie maakt dat ze niet kan werken. Dat is echter geen medische oorzaak voor arbeidsongeschiktheid. De klachten zullen blijven zolang de situatie bestaat, waarmee er vooral sprake is van een situatieve reactieve klachtensituatie. Hoe verdrietig de situatie ook is, en daarmee invoelbaar dat eiseres er voor haar man en kind wil zijn, dergelijke privéomstandigheden zijn volgens de verzekeringsarts onvoldoende reden de claim op de ZW accepteren. Ook voor een mogelijke operatie in de toekomst, waarvoor zelfs nog geen toestemming is verkregen, kan de claim op de ZW niet geaccepteerd worden.
De verzekeringsarts wijst de claim per 26 februari 2020 af en stelt dat, indien op die datum eiseres niet kan werken, dit niet het gevolg is van ziekte (of gebrek) volgens de ZW.
5.2
Verzekeringsarts b&b De Lange heeft het dossier bestudeerd, inclusief de bezwaargronden en de informatie van de huisarts van eiseres van 18 juni 2020. De verzekeringsarts b&b rapporteert in reactie op de door eiseres aangevoerde bezwaargronden dat van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden (“geen benutbare mogelijkheden”) geen sprake is. Dat eiseres behoefte heeft aan hulp bij re-integreren is invoelbaar, maar leidt niet tot het toekennen van een ZW-uitkering. Behoefte aan hulp bij re-integreren is namelijk geen beperking. De verzekeringsarts b&b overweegt verder dat de primaire arts al op de hoogte was van de diagnoses depressieve stoornis (inmiddels verminderd), ADD en PTSS, die in de brieven van GZ-psycholoog M. Zandbergen staan. Na het opstellen van deze brieven is eiseres nog gaan werken als administratief medewerker. Ze heeft zodoende met psychische klachten gewerkt in de maatstaf “zijn arbeid”. Daartoe werd ze ook op de datum in geding (26 februari 2020) in staat geacht. Het is namelijk geen voorwaarde klachtenvrij te zijn om werk te kunnen hervatten. Bovendien is de functie van administratief medewerker psychisch niet zwaar belastend. Wat betreft het pauzeren van de behandeling bij PsyQ, overweegt de verzekeringsarts b&b dat het niet noodzakelijk is een behandeling te hebben afgerond om weer werk te hervatten. Ook met enige toename van de psychische klachten wordt eiseres geschikt geacht voor de maatstaf “zijn arbeid” van administratief medewerker. Bovendien blijkt uit de brief van de POH-GGZ van 18 juni 2020 dat eiseres meer druk/stress ervaart door de beslissing van het UWV van 5 juni 2020. De datum in geding is 26 februari 2020. Dit betekent dat moet worden beoordeeld hoe de belastbaarheid van eiseres was op die datum. Toename van klachten door de beslissing van 5 juni 2020 valt daarbuiten.
Dat de privésituatie erg belastend is en dat het de prioriteit van eiseres had haar echtgenoot bij te staan is begrijpelijk en invoelbaar. Echter, voor het toekennen van beperkingen wordt in de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen alleen rekening gehouden, indien deze het gevolg zijn van ziekte/gebrek. De persoonlijke en sociale situatie op zich wordt volgens de verzekeringsarts b&b niet vertaald naar beperkingen ten aanzien van arbeid. Dit is conform hetgeen de primaire verzekeringsarts ook adequaat heeft beschreven in de medische overweging in haar rapportage van 4 juni 2020. Bij deze beoordeling wordt arbeidsongeschiktheid eerst aangenomen als dit als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek is aan te merken. Omdat eiseres op 26 februari 2020 (en op beslissingsdatum 5 juni 2020) geen behandeling volgde bij PsyQ is bij deze beoordeling geen reden om arbeidsongeschiktheid aan te nemen vanwege behandeling bij PsyQ.
6.
Beroepsgronden
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV ten onrechte meent dat eiseres niet geestelijk ziek is. Eiseres stelt dat zij geestelijk niet in staat was om te werken. Ze was onder behandeling van een psycholoog en de gezinssituatie thuis speelde een grote rol. Eiseres stelt dat zij door een fout van het UWV haar behandelingen bij PsyQ niet af kon maken. Daarna is eiseres door haar moeilijke zwangerschap met veel complicaties in de ZW gebleven. Een aantal maanden na haar bevalling op 1 februari 2019 kreeg eiseres te horen dat haar man beenmergkanker heeft in heel zijn lichaam. In augustus 2019 is bij eiseres de baarmoeder verwijderd, wat nodig was door de complicaties bij de zwangerschap. Omdat haar man in februari 2020 naar het ziekenhuis in Rotterdam moest en zij niet heen-en-weer kon reizen met de baby van nog niet eens een jaar, moest eiseres in Rotterdam blijven. Zij kon niet naar huis in verband met corona en stond er alleen voor met haar kind. Eiseres geeft aan dat zij toen geestelijk kapot was, maar bleef zorgen voor haar man en kind.
Toen kwam in februari 2020 de beslissing dat zij kan gaan werken. Haar uitleg van de situatie heeft ertoe geleid dat eiseres door het UWV werd vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Eiseres stelt dat haar situatie zo erg en gecompliceerd is geworden dat zij door de psycholoog is doorverwezen voor een uitgebreide behandeling.
Tot slot voert eiseres aan dat zij geen hulp van het UWV kreeg om werk te zoeken en dat zij alleen maar problemen heeft gehad door slechte informatie van het UWV.
Eiseres meent dat haar uitkering zes maanden moet worden verlengd. Daarnaast wil zij hulp van het UWV om de kansen te verbreden naar werken en hulp voor haar geestelijke gesteldheid.
7.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen haar psychische klachten, maar ook haar moeilijke thuissituatie mede als gevolg van de gecompliceerde zwangerschap, de daarop volgende operatie en de intensieve behandeling van beenmergkanker bij haar echtgenoot. Ook blijkt uit de rapportages dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de gestelde diagnoses, ondergane behandelingen en hulpverlening voor eiseres.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsartsen voldoende hebben gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat eiseres geschikt is haar eigen werk (“zijn arbeid”) te verrichten. De rechtbank ziet in de toelichting die eiseres in beroep heeft gegeven geen aanleiding te twijfelen aan de medische bevindingen van de verzekeringsartsen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b alle medische informatie van eiseres, ook die zij in bezwaar heeft overgelegd, in de afweging heeft betrokken. In beroep heeft eiseres geen nieuwe andersluidende medische informatie in geding gebracht.
Zoals door de verzekeringsarts b&b aangegeven, is het invoelbaar dat de thuissituatie belastend was voor eiseres, maar kunnen die omstandigheden gelet op het wettelijk stelsel van de ZW niet als medische beperkingen in de afweging worden betrokken. Naar vaste rechtspraak kan bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen rekening worden gehouden met zorgtaken in de thuissituatie en de daaraan verbonden belasting (vergelijk de uitspraak van de CRvB van 19 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2896).
8.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd eiseres per 26 februari 2020 een ZW-uitkering toe te kennen.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
9.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 10 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.