ECLI:NL:RBZWB:2021:4552
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (Tofa) door het UWV
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (Tofa). De eiseres had op 7 juli 2020 een aanvraag ingediend, die door het UWV werd afgewezen omdat zij in april 2020 meer dan € 550,- aan loon had ontvangen. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 23 september 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar beide partijen zijn niet verschenen op de zitting van 27 juli 2021.
De rechtbank overwoog dat de Tofa specifieke voorwaarden kent waaraan voldaan moet zijn om recht te hebben op een tegemoetkoming. Een van deze voorwaarden is dat het loon in april 2020 niet meer dan € 550,- mag zijn. Eiseres betwistte de redelijkheid van deze voorwaarde en stelde dat het UWV niet had mogen afwijken van de bepalingen in de Tofa. De rechtbank concludeerde dat het UWV op goede gronden de aanvraag had afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling. De rechtbank benadrukte dat de Tofa een algemeen verbindend voorschrift is en dat de rechter alleen kan toetsen op rechtmatigheid en de verenigbaarheid met hogere regelgeving.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.