ECLI:NL:RBZWB:2021:4371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6722
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van dividendbelasting en rechtspositie van participanten in een fonds

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de boekjaren 2004 tot en met 2007. De belanghebbende stelde dat er recht op teruggaaf bestond op basis van het Unierecht, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet heeft gereageerd op een verzoek om het beroep nader te motiveren en dat zij niet heeft ingestemd met een vervangende betaling zoals voorgesteld door de Hoge Raad. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de inspecteur de teruggaafverzoeken terecht heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat, en daarmee ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. Het beroep van de belanghebbende is ongegrond verklaard.

Daarnaast is in het beroepschrift vermeld dat het ook namens de participanten in het fonds is ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen argumenten zijn aangedragen die de participanten recht op teruggaaf zouden geven. Bovendien is er geen bezwaar gemaakt namens de participanten, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard voor zover het ook namens hen is ingesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/6722
uitspraak van 30 augustus 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
Zitting
Een zitting is met toepassing van artikel 8:57 van de Awb achterwege gebleven.

1.Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de volgende periodes, waaraan de rechtbank het zaaknummer 15/6722 heeft toegekend:
  • het jaar 2004/2005;
  • het jaar 2005/2006;
  • het jaar 2006/2007.
Belanghebbende stelt – kort gezegd – met een beroep op het Unierecht dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat belanghebbende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).
De zaak is aangehouden in afwachting van de beantwoording door de Hoge Raad van prejudiciële vragen door deze rechtbank. Bij aangetekende brief van 11 mei 2021, welke volgens gegevens van PostNL is ontvangen op 12 mei 2021, heeft de rechtbank belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep binnen vier weken (nader) te motiveren. Daarbij is belanghebbende onder meer gevraagd om te melden of ingestemd wordt met het doen van een vervangende betaling als bedoeld in onderdeel 5.4 van de beslissing van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1674). Op deze brief heeft de rechtbank geen reactie ontvangen.
Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 [1] , is – kort gezegd – voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren die aanvangen vóór 1 januari 2008 de teruggaafregeling voor fbi’s [2] relevant.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur terecht de teruggaafverzoeken heeft afgewezen. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet kenbaar gemaakt in te stemmen met het doen van de hiervoor bedoelde vervangende betaling. Reeds daarom bestaat geen recht op teruggaaf. [3]
Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
Het beroep van belanghebbende is daarom ongegrond.
Tot slot, in het beroepschrift is gemeld dat het beroepschrift mede is ingediend namens de participanten in het fonds. Er is echter op geen enkele wijze beargumenteerd dat de participanten wel aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf van de dividendbelasting. Voor zover is beoogd namens de participanten zelfstandig beroep in te stellen, geldt bovendien het volgende. De inspecteur heeft onbestreden gesteld dat eerder geen bezwaar is gemaakt mede namens de participanten en dat de uitspraken op bezwaar daarom ook niet mede zagen op de participanten. Het beroep is reeds daarom niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld namens de participanten. Om proceseconomische redenen gaat de rechtbank daarom eraan voorbij (i) dat de naam van de participanten onbekend is, wat op zichzelf een reden voor niet-ontvankelijkheid kan zijn [4] , en (ii) dat de griffier geen griffierecht heeft geheven.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond;
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het ook is ingesteld namens de participanten in belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx , griffier, op 30 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Stb. 2007, 563.
2.Artikel 10, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965, zoals dat lid luidde tot zijn vervallen bij de wet Overige fiscale maatregelen 2008.
3.ECLI:NL:HR:2020:1674, rov. 5.4.6.
4.Vgl. ABRvS 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:980 en ABRvS 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2031.