ECLI:NL:RBZWB:2021:4370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7408
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van dividendbelasting door een belanghebbende gevestigd in het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had beroepschriften ingediend tegen de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de boekjaren 2004 tot en met 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende, met een beroep op het Unierecht, aanspraak maakte op teruggaaf van dividendbelasting, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de inspecteur de teruggaafverzoeken terecht heeft afgewezen. De belanghebbende had, ondanks een uitnodiging van de rechtbank, niet gereageerd op de mogelijkheid om in te stemmen met een vervangende betaling, zoals bedoeld in de beslissing van de Hoge Raad van 23 oktober 2020. Hierdoor bestond er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting bestaat, aangezien er geen recht op teruggaaf is vastgesteld.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het beroepschrift mede was ingediend namens participanten in het fonds, maar dat er geen argumenten zijn aangedragen die de aanspraak van deze participanten op teruggaaf onderbouwen. De beroepen zijn niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze zijn ingesteld namens de participanten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/7408 tot en met 15/7411
uitspraak van 30 augustus 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
Zitting
Een zitting is met toepassing van artikel 8:57 van de Awb achterwege gebleven.

1.Motivering

Belanghebbende heeft beroepschriften ingediend tegen de uitspraken op bezwaar op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de volgende periodes, waaraan de rechtbank de volgende zaaknummers heeft toegekend:
  • het jaar 2004/2005 (zaaknummer 15/7408);
  • het jaar 2005/2006 (zaaknummer 15/7409);
  • het jaar 2006/2007 (zaaknummer 15/7410);
  • het jaar 2007/2008 (zaaknummer 15/7411).
Belanghebbende stelt – kort gezegd – met een beroep op het Unierecht dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat belanghebbende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).
De zaken zijn aangehouden in afwachting van de beantwoording door de Hoge Raad van prejudiciële vragen door deze rechtbank. Bij aangetekende brief van 11 mei 2021, welke volgens gegevens van PostNL is ontvangen op 12 mei 2021, heeft de rechtbank belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep binnen vier weken (nader) te motiveren. Daarbij is belanghebbende onder meer gevraagd om te melden of ingestemd wordt met het doen van een vervangende betaling als bedoeld in onderdeel 5.4 van de beslissing van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1674). Op deze brief heeft de rechtbank geen reactie ontvangen.
Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 [1] , is – kort gezegd – voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren die aanvangen vóór 1 januari 2008 de teruggaafregeling voor fbi’s [2] relevant.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur terecht de teruggaafverzoeken heeft afgewezen. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet kenbaar gemaakt in te stemmen met het doen van de hiervoor bedoelde vervangende betaling. Reeds daarom bestaat geen recht op teruggaaf. [3]
Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
De beroepen van belanghebbende zijn daarom ongegrond.
Tot slot, in het beroepschrift is gemeld dat het beroepschrift mede is ingediend namens de participanten in het fonds. Er is echter op geen enkele wijze beargumenteerd dat de participanten wel aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf van de dividendbelasting. Voor zover is beoogd namens de participanten zelfstandig beroep in te stellen, geldt bovendien het volgende. De inspecteur heeft onbestreden gesteld dat eerder geen bezwaar is gemaakt mede namens de participanten en dat de uitspraken op bezwaar daarom ook niet mede zagen op de participanten. De beroepen zijn reeds daarom niet-ontvankelijk voor zover ze zijn ingesteld namens de participanten. Om proceseconomische redenen gaat de rechtbank daarom eraan voorbij (i) dat de naam van de participanten onbekend is, wat op zichzelf een reden voor niet-ontvankelijkheid kan zijn [4] , en (ii) dat de griffier geen griffierecht heeft geheven.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen van belanghebbende ongegrond;
  • verklaart de beroepen niet-ontvankelijk voor zover ze ook zijn ingesteld namens de participanten in belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx , griffier, op 30 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Stb. 2007, 563.
2.Artikel 10, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965, zoals dat lid luidde tot zijn vervallen bij de wet Overige fiscale maatregelen 2008.
3.ECLI:NL:HR:2020:1674, rov. 5.4.6.
4.Vgl. ABRvS 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:980 en ABRvS 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2031.