Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2021 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Bestreden besluiten
Beroepsgronden
Wettelijk kader
Oordeel van de rechtbank
- aan eiser over de periode van 15 januari tot 24 februari 2019 een bijstandsuitkering heeft toegekend ter hoogte van 70% van de gehuwdennorm en daarop een bedrag van € 500,- per maand in mindering heeft gebracht;
- met ingang van 24 februari 2019 een bedrag van € 500,- per maand in mindering brengt op eisers bijstandsuitkering;
- de helft van de kosten in bezwaar aan eiser heeft vergoed;
- de ten onrechte betaalde bijstandsuitkering over de periode van 15 januari tot en met
bijstandsuitkering over de periode van 15 januari tot 24 februari 2019
in mindering brengen € 500,- per maand
proceskosten
terugvordering
individuele inkomenstoeslag
Conclusie
Beslissing
- verklaart de beroepen tegen bestreden besluiten II en III (zaaknummers 20/8050 en 20/10286) ongegrond;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I (zaaknummer 20/8051) gegrond;
- vernietigt bestreden besluit I voor zover daarbij de toegekende vergoeding voor de kosten in bezwaar is gehalveerd;
- bepaalt dat het college aan eiser een bedrag van € 1.068,- voor de kosten in bezwaar aan eiser dient te vergoeden en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht in zaaknummer 20/8051 van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.