ECLI:NL:RBZWB:2021:4067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3167 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling laten aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet

Op 5 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Het college had op 5 juli 2021 besloten de aanvraag van verzoeker voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet buiten behandeling te stellen, omdat verzoeker niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. Verzoeker, die al geruime tijd zonder inkomen of uitkering zit, verzocht de voorzieningenrechter om een voorschot van 90% op de bijstand te verstrekken.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker in eerdere procedures al vrijstelling had gekregen van het betalen van griffierecht en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. De rechter heeft overwogen dat bij een aanvraag om bijzondere bijstand dezelfde stukken moeten worden overgelegd als bij een aanvraag om gewone bijstand. Aangezien verzoeker nog steeds niet alle gevraagde stukken had overgelegd, was het college bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar stand zal houden en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3167 PW VV

uitspraak van 5 augustus 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen,verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 juli 2021 (bestreden besluit) van het college inzake de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Op grond van de stukken gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker heeft een aanvraag voor bijzondere bijstand gedaan.
Bij brief van 23 juni 2021 heeft het college aanvullende stukken opgevraagd. In die brief is tevens meegedeeld dat als verzoeker de gevraagde gegevens niet of niet volledig verstrekt dit tot gevolg kan hebben dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.
Bij brief van 30 juni 2021 heeft verzoeker gereageerd op de brief van 23 juni 2021.
Met het bestreden besluit heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat verzoeker niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd. Verzoeker heeft op 7 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Verzoek
2. Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat hij al geruime tijd niet beschikt over een inkomen of een uitkering. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat het college aan hem een voorschot van 90% op de bijstand moet verstrekken.
Wettelijk kader voorlopige voorziening
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Griffierecht
3. In eerdere procedures is geoordeeld dat verzoeker vrijstelling heeft gekregen voor het betalen van griffierecht. Daarbij is overwogen dat niet gebleken is dat verzoeker enig inkomen heeft. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen.
Oordeel van de voorzieningenrechter
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat op 7 april 2021 [1] en 8 juli 2021 [2] al eerder uitspraken zijn gedaan in verband met aanvragen van verzoeker voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Deze uitspraken zijn gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
In de hiervoor genoemde uitspraken is geoordeeld dat verzoeker een aantal stukken over moet leggen en duidelijkheid moet verstrekken over een aantal zaken voordat het recht op bijstand kan worden beoordeeld.
Bij een aanvraag om bijzondere bijstand moeten in grote lijnen dezelfde stukken worden overgelegd als bij een aanvraag om gewone bijstand. Uit de gedingstukken blijkt dat verzoeker nog steeds een deel van de gevraagde stukken niet heeft overgelegd.
Net zoals in de uitspraken van 7 april 2021 en 8 juli 2021 is overwogen, zijn de gevraagde stukken nodig voor het beoordelen van het recht op (bijzondere) bijstand. Nu verzoeker niet alle gevraagde stukken heeft overgelegd was het college, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Er zijn geen omstandigheden die maken dat het college van deze bevoegdheid in redelijkheid geen gebruik heeft mogen maken. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal houden. Het verzoek om voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 5 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.