ECLI:NL:RBZWB:2021:4048
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen verschillende navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2014 tot en met 2017. De inspecteur had echter niet tijdig beslist op deze bezwaren, wat leidde tot een beroep van de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat het bestuursorgaan niet tijdig had beslist en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank droeg de inspecteur op om binnen twee weken alsnog uitspraak te doen op het bezwaar en stelde een dwangsom vast van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast wees de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af, omdat de belanghebbende niet voldoende had onderbouwd waarom deze vergoed zou moeten worden. De proceskosten werden vastgesteld op € 374, en het griffierecht van € 360 moest door de inspecteur aan de belanghebbende worden vergoed. De rechtbank benadrukte dat het beroep niet-ontvankelijk was voor zover de belanghebbende rechtstreeks beroep had willen instellen tegen de navorderingsaanslagen, omdat eerst de bezwaarfase doorlopen moest worden. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier P. van der Hoeven.