In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om uitreiking van een btw-identificatienummer. Tevens had zij een verzoek om een dwangsom ingediend wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet tijdig op het bezwaar heeft beslist, waardoor het beroep betreffende het niet tijdig beslissen gegrond is verklaard. Echter, het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om een btw-identificatienummer is niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit besluit niet aangemerkt kan worden als een voor bezwaar vatbare beschikking volgens de belastingwetgeving. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen recht op een dwangsom bestaat, omdat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 748, maar er is geen griffierecht geheven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.