ECLI:NL:RBZWB:2021:36

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
AWB - 20_5763
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na WIA-beoordeling

Op 6 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr.drs. S. Bergwerff, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 27 maart 2020, waarin haar Ziektewet (ZW)-uitkering per 27 januari 2020 werd beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op zorgvuldige wijze het medisch advies heeft ingewonnen en dat de artsen het dossier van eiseres grondig hebben bestudeerd. Eiseres had eerder een WIA-beoordeling ondergaan, waarbij zij als minder dan 35% arbeidsongeschikt was beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat eiseres op de datum in geding in staat was om de functies te verrichten die in de arbeidsmogelijkhedenlijst waren opgenomen. Eiseres voerde aan dat haar psychische klachten en COPD niet voldoende waren meegewogen, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de ZW-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5763 ZW

uitspraak van 6 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr.drs. S. Bergwerff,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 maart 2020 (bestreden besluit) van het UWV over haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 17 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft gewerkt als woonbegeleider.
Het UWV heeft in een besluit van 6 november 2017 aan eiseres met ingang van 25 november 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geweigerd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Aan de WIA-beoordeling liggen de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 31 oktober 2017 en de arbeidsmogelijkhedenlijst van 3 november 2017 ten grondslag. Eiseres is in het kader van de WIA-beoordeling geschikt geacht voor het verrichten van de functies op de arbeidsmogelijkhedenlijst.
Eiseres heeft zich op 22 oktober 2018 per 19 oktober 2018 vanuit een situatie van werkloosheid opnieuw ziek gemeld.
Het UWV heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
In een besluit van 29 januari 2020 heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW‑uitkering beëindigd met ingang van 27 januari 2020.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 januari 2020.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang van het geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 27 januari 2020 (datum in geding).
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat zij COPD heeft en ernstige psychische klachten, waaronder PTSS. Het UWV heeft de ernst hiervan onderschat.
Volgens eiseres was het onderzoek door het UWV onzorgvuldig. Het blijkt niet of onvoldoende dat de verzekeringsarts daadwerkelijk psychologisch onderzoek heeft verricht. Ook had het UWV contact met de huisarts moeten opnemen en had het de psychische gesteldheid van eiseres moeten laten onderzoeken.
Eiseres voert over de psychische klachten aan dat in 2016 de diagnose PTSS is gesteld. De huisarts heeft haar in december 2019 doorverwezen voor EMDR. De intake liet op zich wachten door omstandigheden waar eiseres geen invloed op had. Het UWV heeft onvoldoende rekening gehouden met de informatie van de huisarts dat de situatie van eiseres, met name psychisch, ten opzichte van 2017 is verslechterd en met het gegeven dat eiseres destijds al was doorverwezen voor EMDR. Indicaties dat het slechter gaat met eiseres dan het UWV aanneemt, blijken uit de omstandigheid dat zij al geruime tijd wordt ondersteund door een gezinsmanager, een jeugdconsulent, een maatschappelijk werker en een consulent van de gemeente. Het UWV heeft echter niets gedaan met de visies van deze ondersteuners. De thuissituatie is bovendien zo moeilijk dat, ook gelet op de overige omstandigheden en invloeden, sprake is van arbeidsongeschiktheid. Verder is eiseres in het kader van de bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, die zij sinds januari 2020 ontvangt, vrijgesteld van een aantal arbeidsverplichtingen. Voor zover eiseres al niet kán werken, in ieder geval is sprake van een situatie van niet mógen werken omdat werken zou leiden tot schade aan haar gezondheid of snel weer zou leiden tot uitval.
Eiseres voert over de COPD aan dat het UWV ten onrechte stelt dat slechts sprake is van een lichte longfunctiestoornis en dat de situatie stabiel is. Uit de informatie van de bedrijfsarts volgt niet dat een positieve trend zichtbaar is. De huisarts merkte op dat eiseres eind 2018 juist meer klachten had.
Eiseres vraagt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige een onderzoek te laten verrichten omdat zij geen geld heeft om zelf een medisch deskundige in te schakelen.
4.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Volgens vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden in het kader van de WIA en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt volgens vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
5.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat ten minste één van de functies die zijn geduid bij de WIA‑beoordeling voor eiseres als ‘haar arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
6.
Boordeling door het UWV
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
6.1
De arts heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Ook heeft hij eiseres op 29 november 2019 gezien op het spreekuur, de anamnese afgenomen, lichamelijk geobserveerd, en de psyche onderzocht. De arts rapporteert op 29 november 2019 de diagnoses PTSS en Overige ziekten van bovenste luchtwegen mogelijk cara. Volgens de arts kan er geen verergering geobjectiveerd worden of aannemelijk worden geacht van de perceptief-mentaal/psychische klachten en beperkingen. Er zijn geen nieuwe en/of andere gegevens of inzichten. Eventuele nieuwe behandeling doet daar niet aan af omdat het onderliggende substraat, de situatie en de omstandigheden onveranderd zijn.
De arts zal wel informatie vragen aan de huisarts over de respiratoire klachten en geclaimde beperkingen.
De arts heeft vervolgens informatie bij de huisarts opgevraagd en verkregen, waaronder ook informatie van 14 februari 2017 van de psycholoog die eiseres in het verleden behandeld heeft. De arts heeft op 22 en 28 januari 2020, na bestudering van het dossier, gerapporteerd dat sprake is van een consistent beloop van klachten en bevindingen. Medisch-objectiveerbare stoornissen zijn aannemelijk, maar die leiden niet tot meer of andere beperkingen dan eerder zijn vastgesteld.. Bovendien kan werken eiseres juist ondersteunen. De arts verwacht dat hervatting van arbeidstaken niet zal leiden tot schade aan de gezondheid. De belastbaarheid van eiseres wordt niet overschreden in de geduide functies.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar op 24 maart 2020 telefonisch gehoord. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat eiseres actief is op micro, meso en macro niveau. De afwezigheid uit het arbeidsproces leidde niet tot klachtenreductie. Er zijn serieuze psychische problemen. Wat betreft de COPD is er slechts een milde afwijking. De verzekeringsarts b&b concludeert dat geen sprake is van nieuwe medische feiten of een sterke achteruitgang van de al bekende medische feiten op grond waarvan het aannemelijk is dat de belastbaarheid aanzienlijk verkeerd is ingeschat.
7.
Beoordeling door de rechtbank
7.1
De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een medisch adviseur, zoals een arts of verzekeringsarts b&b van het UWV, in het algemeen op dat advies mag afgaan, op voorwaarde dat is gebleken dat dit advies volledig is, geen tegenstrijdigheden bevat en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van de betrokkene om medische stukken in te dienen die aan het medisch advies doen twijfelen.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Zowel de arts als de verzekeringsarts b&b hebben het dossier van eiseres bestudeerd, waaronder informatie van de huisarts van 23 december 2019. Bovendien heeft de arts eiseres op 29 november 2019 gezien en gesproken, en uitgebreid gerapporteerd over het onderzoek van de psyche van eiseres. Een verzekeringsarts heeft het oordeel van de arts vervolgens getoetst en akkoord bevonden. Verder heeft de verzekeringsarts b&b eiseres gesproken tijdens de telefonische hoorzitting op 24 maart 2020. De hoorzitting duurde volgens het rapport van de verzekeringsarts b&b 40 minuten. De rechtbank voegt hieraan toe dat een arts en verzekeringsarts b&b van het UWV gelet op hun specifieke deskundigheid in staat worden geacht om in een betrekkelijk korte tijd een goed beeld te krijgen van de gezondheidssituatie van een betrokkene en vervolgens de beperkingen voor arbeid vast te stellen. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b medische feiten over de datum in geding heeft gemist. De rechtbank ziet niet in waarom óók de verzekeringsarts b&b in bezwaar de huisarts had moeten raadplegen. De verzekeringsarts b&b wist immers al uit de brief van de huisarts van 23 december 2019 dat eiseres was doorverwezen voor EMDR. Die behandeling was op de datum in geding nog niet begonnen. Naar het oordeel van de rechtbank beschikte de verzekeringsarts b&b dan ook over voldoende inzicht in de medische situatie van eiseres op de datum in geding. Het is daarom evenmin onzorgvuldig dat de verzekeringsarts b&b geen expertise heeft laten instellen naar de psyche van eiseres. Verder is het de rechtbank niet gebleken dat het rapport van de verzekeringsarts b&b onvolledig is of tegenstrijdigheden bevat.
7.3.1
De rechtbank overweegt vervolgens dat de subjectieve beleving van een betrokkene van haar klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij haar zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid.
7.3.2
Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de COPD- en de psychische klachten. In verband met de psychische klachten zijn in de FML van 31 oktober 2017 beperkingen aangenomen in de rubrieken 1 en 2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom er op de datum in geding geen sprake is van toegenomen beperkingen waardoor eiseres niet geschikt zou zijn om ‘haar eigen arbeid’ te verrichten, in de vorm van de functies die worden genoemd op de arbeidsmogelijkhedenlijst van 3 november 2017.
De rechtbank overweegt over de COPD dat de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en voldoende heeft gemotiveerd waarom die niet leidt tot het aannemen van beperkingen. De rechtbank voegt hieraan toe dat uit de informatie van de huisarts van 23 december 2019 blijkt dat eiseres hiervoor jaarlijks door de praktijkondersteuner van de huisarts wordt gecontroleerd. Bij de laatste controle op 31 oktober 2019 heeft de praktijkondersteuner genoteerd dat het goed gaat en dat het stabiel goed gaat. De huisarts schreef dat sprake is van een lichte vorm van COPD en dat het met gebruik van medicatie goed onder controle is. Eiseres heeft in beroep geen medische gegevens ingediend over de COPD. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts b&b hierover.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b ook inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom er geen reden is om eiseres meer of zwaarder beperkt te achten in verband met de psychische klachten. De rechtbank merkt op dat de diagnose PTSS en de verwijzing naar de GGZ voor een behandeling met EMDR bekend waren bij de verzekeringsarts b&b. Eiseres gebruikte op de datum in geding hiervoor geen medicatie.
Eiseres heeft in beroep diverse stukken ingediend om te onderbouwen dat zij op de datum in geding in verband met deze klachten zwaarder beperkt is. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b in de rapporten van 10 en 11 december 2020 heeft uiteengezet waarom deze stukken geen aanleiding vormen om zijn standpunt met betrekking tot de vastgestelde beperkingen in verband met deze klachten en de geschiktheid voor de in 2017 geduide functies te wijzigen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts b&b. In dit verband wordt opgemerkt dat de informatie die eiseres in beroep heeft ingediend deels al bij de verzekeringsarts b&b bekend was, en voor een ander deel dateert van geruime tijd na de datum in geding dan wel afkomstig is van niet medisch geschoolden. Dat de thuissituatie van eiseres zorgelijk is en veel energie vraagt, was bekend bij de verzekeringsarts b&b. Daarbij komt dat de toegang tot voorzieningen als een gezinsmanager, gezinscoach, jeugdconsulent en maatschappelijk werker is gebaseerd op andere (juridische) criteria dan de toegang tot de ZW. Dat geldt ook voor de vrijstelling van arbeidsverplichtingen in kader van de Participatiewet. De rechtbank kan zich voorstellen dat de energie van eiseres wordt opgeslokt door de zorg voor en de zorgen om haar gezin. Dit kan echter geen rol spelen bij de vraag of zij nog recht heeft op een ZW-uitkering, omdat de zorgtaak in het gezin geen object is van de verzekering voor die wet (zie analoog bijvoorbeeld CRvB 16 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC2459).
7.3.3
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf een medische deskundige te benoemen voor het verrichten van een deskundigenonderzoek, omdat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om in voldoende mate weerwoord te bieden aan wat de verzekeringsarts b&b heeft aangevoerd om het bestreden besluit te onderbouwen.
Om dat weerwoord te bieden is een expertiserapport van een deskundige niet noodzakelijk. Het mogen ook gegevens van een behandelaar zijn. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:198) is het voldoende dat wat een betrokkene aan medische gegevens naar voren brengt, twijfel doet rijzen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsarts b&b.
Eiseres heeft over de COPD geen medische gegevens ingediend. De gegevens die zij over de psychische klachten heeft ingediend, hebben bij de rechtbank echter niet geleid tot twijfel aan de onderbouwing van het bestreden besluit door de verzekeringsarts b&b.
7.3.4
Het voorgaande betekent dat het UWV inzichtelijk en voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres op 27 januari 2020 in staat moest worden geacht de functies te verrichten die zijn opgenomen in de arbeidsmogelijkhedenlijst van 3 november 2017. De rechtbank is daarom van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 27 januari 2020.
8.
Conclusie en proceskosten
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 6 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.