ECLI:NL:CRVB:2008:BC2459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- J.F. Bandringa
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante ontving sinds 17 februari 2000 een WAO-uitkering, laatstelijk berekend op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door verzekeringsarts E. Sint Nicolaas op 2 maart 2005, waarin beperkingen werden vastgesteld, concludeerde arbeidsdeskundige R.R.D. Kooyman dat appellante in staat was om functies te vervullen die haar een inkomen zouden opleveren, waardoor haar arbeidsongeschiktheid op minder dan 15% moest worden gesteld. Het Uwv trok daarop de WAO-uitkering per 4 juli 2005 in.
Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de bezwaarverzekeringsarts C.E.M. van Geest concludeerde dat er geen reden was om de eerder vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen. De Raad overweegt dat de medische beperkingen van appellante, die zorg draagt voor haar gezin, niet voldoende zijn om haar arbeidsongeschiktheid te rechtvaardigen. De Raad bevestigt dat de zorgtaak van appellante geen rol speelt in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid onder de WAO.
De Raad concludeert dat de door het Uwv voorgehouden functies medisch geschikt zijn en dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht is gebeurd. Het hoger beroep van appellante wordt verworpen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.