ECLI:NL:RBZWB:2021:3552

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
9004695
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip 'vasthouden' van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden in relatie tot verkeersveiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene had zijn mobiele telefoon op zijn schoot liggen en stelde dat hij deze niet vasthield, wat leidde tot de vraag of dit onder het begrip 'vasthouden' in artikel 61a RVV 1990 valt. De officier van justitie betoogde dat het op de schoot hebben van de telefoon ook onder 'vasthouden' valt, omdat dit een risico voor de verkeersveiligheid met zich meebrengt. De kantonrechter overwoog dat het begrip 'vasthouden' ruim moet worden uitgelegd, maar dat het enkele los op de schoot liggen van de telefoon niet kan worden aangemerkt als 'vasthouden' in de zin van de wet. De rechter concludeerde dat de gedraging niet was komen vast te staan en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de opgelegde boete werd vernietigd en de betaalde zekerheid aan de betrokkene werd terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van het legaliteitsbeginsel en de noodzaak voor duidelijke wetgeving omtrent het gebruik van mobiele telefoons tijdens het rijden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
zaaknummer : 9004695 \ MB VERZ 21-26
CJIB-nummer : [CJIB-nummer]
uitspraak : 30 juni 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [adres] Roosendaal,
hierna: betrokkene.

Procesverloop

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd onder bovengenoemd CJIB-nummer. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 juni 2021. Betrokkene is ter zitting verschenen.
Namens de officier van justitie is verschenen D. van der Teen, werkzaam bij het CVOM te Utrecht (hierna: zittingsvertegenwoordiger).
De kantonrechter heeft op de zitting het onderzoek gesloten en medegedeeld dat op 30 juni 2021 uitspraak zal worden gedaan.

De standpunten van partijen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt - kort omschreven - als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene heeft aangevoerd wat in het beroepschrift is vermeld. Kort gezegd komt dit erop neer dat hij zijn telefoon niet vasthield, maar dat deze op zijn schoot lag.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren. In artikel 61a RVV 1990 is bepaald dat het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat niet is toegestaan. Dit begrip wordt door de hoogste rechter ruim uitgelegd. Het klemmen van een mobiele telefoon tussen het hoofd en een hoofddoek valt bijvoorbeeld ook onder het begrip ‘vasthouden’. De zittingsvertegenwoordiger is van oordeel dat het op de schoot hebben liggen van een mobiele telefoon ook onder het begrip ‘vasthouden’ valt en daarbij dus ook onder het verbod van artikel 61a RVV 1990. Er is zowel fysieke inspanning als mentale aandacht nodig bij het hebben liggen van een mobiele telefoon op de schoot. Bij een beweging kan een telefoon makkelijk op de grond vallen, wat kan leiden tot zeer gevaarlijke situaties. Op het moment dat de mobiele telefoon wordt bediend, is de bestuurder afgeleid van de verkeerssituatie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ter onderbouwing van zijn standpunt twee beslissingen overgelegd van de rechtbank Amsterdam en een beslissing van rechtbank Rotterdam, waarin het beroep in vergelijkbare zaken ongegrond is verklaard.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 61a van het RVV 1990 is het voor een bestuurder verboden om een mobiel elektronisch apparaat, zoals een mobiele telefoon, tijdens het rijden vast te houden.
2 Vast staat dat betrokkene een mobiele telefoon los op zijn schoot had liggen. Daarmee was er geen sprake van ‘vasthouden’ in de zin van het normale dagelijkse taalgebruik. Maar de vraag waar de kantonrechter zich voor ziet gesteld is of dit wel valt onder het juridische begrip ‘vasthouden’ in artikel 61a RVV 1990.
3 Het begrip ‘vasthouden’ in artikel 61a RVV 1990 dient volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) met het oog op de verkeersveiligheid en mogelijkheid tot handhaving ruim te worden uitgelegd. Uit deze rechtspraak volgt dat verschillende vormen van het gebruik van een mobiel elektronisch apparaat onder het begrip ‘vasthouden’ kunnen worden gebracht. Deze uitleg sluit aan bij de nota van toelichting bij dit artikel, waarin tot uitgangspunt wordt genomen dat het handmatig telefoneren en het gelijktijdig besturen van een motorvoertuig een gevaar vormt voor de verkeersveiligheid: ‘
De oorzaak hiervan is gelegen in een tweetal factoren. Ten eerste is bij het handmatig telefoneren - vaak gedurende enige tijd - slechts één hand beschikbaar voor het verrichten van de noodzakelijke verkeershandelingen. Ten tweede wordt de aandacht van de bestuurder door het voeren van een telefoongesprek afgeleid van de verkeerssituatie. Door de combinatie van deze twee factoren ontstaat een niet te veronachtzamen risico voor de verkeersveiligheid.’
4 Niettemin is, aldus de nota van toelichting, voor een verbod van ‘vasthouden’ gekozen en niet voor een verbod van ‘telefoneren’: “
In artikel 61a RVV 1990 wordt gesproken van het vasthouden van een mobiele telefoon en niet van telefoneren. Hiervoor zijn verschillende redenen te geven. Ten eerste wordt hiermee de afwijzing van het fysieke aspect van het handmatig telefoneren beter tot uitdrukking gebracht. Onder vasthouden wordt verstaan het in de hand houden, het tussen oor en schouder geklemd houden etc. Ten tweede kan bij de term telefoneren onduidelijkheid bestaan wanneer daarvan sprake is. Is dat op het moment dat de telefoon ter hand wordt genomen, een nummer wordt ingetoetst of bijvoorbeeld op het moment dat de verbinding tot stand komt. Ten derde wordt met de term telefoneren de reikwijdte beperkt tot de overdracht van spraak. Door de gekozen formulering van artikel 61a RVV 1990 wordt tevens het verzenden of ontvangen en lezen van SMS-berichten of emailberichten of het internetten met een mobiele telefoon tijdens het rijden onder de verbodsbepaling gebracht. Ten vierde heeft het openbaar ministerie aangegeven dat een verbod op het telefoneren aanzienlijk moeilijker te handhaven is dan een verbod op het vasthouden van een mobiele telefoon.”
5 Het begrip ‘vasthouden’ in artikel 61a RVV 1990 moet dus ruim worden uitgelegd, waarbij niet vereist is dat daadwerkelijk sprake is van telefoneren.
Volgens het hof is ook sprake van ‘vasthouden’ als:
- de telefoon aan de pols is bevestigd (ECLI:NL:GHLEE:2006:AV3538);
- de telefoon is geklemd tussen het hoofd en een hoofddoek (ECLI:NL:GHARL:2013:3138 en ECLI:NL:GHARL:2019:6664);
- de telefoon met klittenband op de schouder is bevestigd (ECLI:NL:GHARL:2014:1964).
Maar
nietals vasthouden is aangemerkt het met de hand bedienen van de telefoon in een houder op het dashboard (ECLI:NL:GHARL:2018:2186): “
Uit de Nota van Toelichting volgt dat de regelgever er bewust voor heeft gekozen om slechts het vasthouden van de mobiele telefoon te verbieden. Dat de regelgever het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden heeft verboden, betekent daarom geenszins dat het bedienen van een mobiele telefoon tijdens het rijden niet is toegestaan, indien de telefoon niet wordt vastgehouden. Voor zover het telefoneren, dan wel het bedienen van de mobiele telefoon gevaarlijk wordt geacht, wat daar verder ook van zij, heeft de regelgever dit niet verboden. Derhalve is het oordeel van de kantonrechter, dat onder het begrip vasthouden ook moet worden verstaan het met een hand bedienen van een telefoon terwijl deze geplaatst is in een telefoonhouder die bevestigd is op het dashboard, niet juist. Indien de advocaat-generaal het vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid gewenst acht dat het bedienen van een mobiele telefoon tijdens het besturen van een motorvoertuig strafbaar wordt gesteld, dient hij zich tot de regelgever te richten. Nu artikel 61a van het RVV 1990 niet de basis kan zijn voor zodanig extensieve interpretatie gaat dit de rechtsvormende taak van het hof te buiten.”
Uit deze jurisprudentie komt naar voren dat het hof van (doorslaggevend) belang acht dat, anders dan wanneer gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen die uitdrukkelijk bestemd zijn om handsfree te bellen, de betrokkene bij het daadwerkelijke gebruik van de telefoon deze handmatig zal moeten bedienen.
6 In ECLI:NL:GHARL:2019:6664 heeft het hof overwogen: “
In zijn algemeenheid is van vasthouden volgens de jurisprudentie van het hof sprake ingeval van een telefoon + bestuurder + aan bestuurder bevestigd (hulp)middel.”
In dit geval (telefoon op schoot) is geen sprake van een aan de bestuurder bevestigd hulpmiddel. Ook is niet in geschil dat er (in elk geval ten tijde van de constatering) geen daadwerkelijk gebruik werd gemaakt van de telefoon.
7 De kantonrechter overweegt dat het in alle hiervoor genoemde gevallen waarin het hof oordeelde dat sprake was van ‘vasthouden’, ging om een fysiek aspect, namelijk het met behulp van het lichaam onder controle houden van de telefoon, waardoor het mogelijk werd deze te gebruiken c.q. handmatig te bedienen. Dit fysieke aspect is blijkens de nota van toelichting ook van belang geweest bij het verbod van artikel 61a RVV 1990.
8 De officier van justitie heeft terecht aangevoerd dat het los op de schoot laten liggen van een telefoon een zekere mate van fysieke controle vereist. Bij bijvoorbeeld een zijwaartse beweging of plotseling remmen is er een gerede kans dat de telefoon valt. Dat kan een gevaarlijke situatie opleveren. Het los op de schoot laten liggen van een telefoon vormt dan ook een risico voor de verkeersveiligheid.
9 Maar deze gevaarzetting is niet doorslaggevend bij de vraag of sprake is van ‘vasthouden’ in de zin van artikel 61a RVV 1990. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het een redelijke wetsuitleg te buiten om het enkele los op de schoot liggen van een telefoon aan te merken als ‘vasthouden’. Een zodanig extensieve wetsuitleg zou in strijd komen met het legaliteitsbeginsel, omdat niet kan worden gezegd dat het voor de bestuurder duidelijk kon en moest zijn dat dit verboden was.
10 Dit leidt tot de conclusie dat de verweten gedraging niet is komen vast te staan, zodat het beroep gegrond is. De gestelde zekerheid dient aan betrokkene te worden terugbetaald.

De beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de bestreden beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
- verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond en vernietigt die beschikking;
- bepaalt dat de door betrokkene betaalde zekerheidstelling van € 249,00 door de officier van justitie aan hem wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Breeman, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2021, in aanwezigheid van de griffier C.G. Zevenhuijzen.
U kunt tegen deze beslissing geen hoger beroep instellen.
Datum verzending uitspraak: