ECLI:NL:GHARL:2013:3138
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Dijkstra
- Beswerda
- Sekeris
- Rechtspraak.nl
Sanctie voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, die op 16 februari 2012 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 180,- opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden op 29 maart 2011. De betrokkene erkent dat zij op het genoemde tijdstip en plaats heeft getelefoneerd, maar betwist dat zij de telefoon heeft vastgehouden. Zij stelt dat zij de telefoon achter haar hoofddoek had geplaatst, wat volgens haar een veilige manier van telefoneren is, aangezien zij beide handen aan het stuur had.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het begrip 'vasthouden' in de zin van artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) ruim moet worden uitgelegd. De wetgeving verbiedt het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden, en de uitleg van het hof is dat dit ook geldt voor situaties waarin de telefoon niet letterlijk in de hand wordt gehouden, maar wel op een manier wordt gebruikt die de bestuurder afleidt. De betrokkene had de telefoon achter haar hoofddoek geplaatst, maar dit valt nog steeds onder het begrip 'vasthouden' zoals bedoeld in de wet.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep van de betrokkene ongegrond. De beslissing is genomen in het belang van de verkeersveiligheid, waarbij het hof verwijst naar eerdere jurisprudentie en de Nota van Toelichting bij de wetgeving, die de gevaren van het gebruik van mobiele telefoons tijdens het rijden benadrukt. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de betrokkene de overtreding heeft begaan, ongeacht de manier waarop zij de telefoon gebruikte.