ECLI:NL:GHARL:2013:3138

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
WAHV 200.105.175
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Dijkstra
  • Beswerda
  • Sekeris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sanctie voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, die op 16 februari 2012 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 180,- opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden op 29 maart 2011. De betrokkene erkent dat zij op het genoemde tijdstip en plaats heeft getelefoneerd, maar betwist dat zij de telefoon heeft vastgehouden. Zij stelt dat zij de telefoon achter haar hoofddoek had geplaatst, wat volgens haar een veilige manier van telefoneren is, aangezien zij beide handen aan het stuur had.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het begrip 'vasthouden' in de zin van artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) ruim moet worden uitgelegd. De wetgeving verbiedt het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden, en de uitleg van het hof is dat dit ook geldt voor situaties waarin de telefoon niet letterlijk in de hand wordt gehouden, maar wel op een manier wordt gebruikt die de bestuurder afleidt. De betrokkene had de telefoon achter haar hoofddoek geplaatst, maar dit valt nog steeds onder het begrip 'vasthouden' zoals bedoeld in de wet.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep van de betrokkene ongegrond. De beslissing is genomen in het belang van de verkeersveiligheid, waarbij het hof verwijst naar eerdere jurisprudentie en de Nota van Toelichting bij de wetgeving, die de gevaren van het gebruik van mobiele telefoons tijdens het rijden benadrukt. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de betrokkene de overtreding heeft begaan, ongeacht de manier waarop zij de telefoon gebruikte.

Uitspraak

WAHV 200.105.175
2 mei 2013
CJIB 151845422
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht
van 16 februari 2012
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te Utrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Utrecht genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De griffier van het hof heeft de advocaat-generaal verzocht om aanvullende informatie.
Na ontvangst van de aanvullende informatie, is de betrokkene in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De betrokkene heeft een reactie gegeven op de aanvullende informatie.

Beoordeling

1.
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 180,- opgelegd ter zake van “als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden”, welke gedraging zou zijn verricht op 29 maart 2011 om 09.10 uur op het 24 Oktoberplein te Utrecht.
2.
De betrokkene erkent dat zij op tijd en plaats als voormeld heeft getelefoneerd, maar bestrijdt dat zij de mobiele telefoon heeft vastgehouden. Zij had de mobiele telefoon namelijk achter haar hoofddoek geplaatst. Wellicht een ongebruikelijke methode, maar wel veilig, aldus de betrokkene. Zij had immers beide handen aan het stuur. Bovendien verschilt het telefoneren op deze wijze niet van het telefoneren met gebruikmaking van een 'oortje', hetgeen wel is toegestaan.
3.
De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Die bepaling houdt het volgende in:
“Het is degene die een motorvoertuig, bromfiets of invalidenvoertuig bestuurt verboden tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden.”
4.
De Nota van Toelichting bij het Besluit van 4 februari 2002 tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (verbod handmatig telefoneren), Stb. 2002, 67, houdt onder meer in:
“Het handmatige telefoneren en het gelijktijdig besturen van een motorvoertuig, invalidenvoertuig of bromfiets vormt een gevaar voor de verkeersveiligheid. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid schat dat per jaar in het verkeer enkele tientallen doden en bijna driehonderd gewonden vallen door het gebruik van de mobiele telefoon. De oorzaak hiervan is gelegen in een tweetal factoren. Ten eerste is bij het handmatig telefoneren - vaak gedurende enige tijd - slechts één hand beschikbaar voor het verrichten van de noodzakelijke verkeershandelingen. Ten tweede wordt de aandacht van de bestuurder door het voeren van een telefoongesprek afgeleid van de verkeerssituatie. Door de combinatie van deze twee factoren ontstaat een niet te veronachtzamen risico voor de verkeersveiligheid. (...)
In artikel 61a RVV 1990 wordt gesproken van het vasthouden van een mobiele telefoon en niet van telefoneren. Hiervoor zijn verschillende redenen te geven. Ten eerste wordt hiermee de afwijzing van het fysieke aspect van het handmatig telefoneren beter tot uitdrukking gebracht. Onder vasthouden wordt verstaan het in de hand houden, het tussen oor en schouder geklemd houden etc. Ten tweede kan bij de term telefoneren onduidelijkheid bestaan wanneer daarvan sprake is. Is dat op het moment dat de telefoon ter hand wordt genomen, een nummer wordt ingetoetst of bijvoorbeeld op het moment dat de verbinding tot stand komt. Ten derde wordt met de term telefoneren de reikwijdte beperkt tot de overdracht van spraak. Door de gekozen formulering van artikel 61a RVV 1990 wordt tevens het verzenden of ontvangen en lezen van SMS-berichten of e-mailberichten of het internetten met een mobiele telefoon tijdens het rijden onder de verbodsbepaling gebracht. Ten vierde heeft het openbaar ministerie aangegeven dat een verbod op het telefoneren aanzienlijk moeilijker te handhaven is dan een verbod op het vasthouden van een mobiele telefoon.”
5.
Uit de inhoud van de Nota van Toelichting volgt dat het begrip 'vasthouden' in de zin van artikel 61a RVV 1990, met het oog op de verkeersveiligheid en de mogelijkheid tot handhaving, ruim moet worden uitgelegd. In eerdere jurisprudentie van dit hof met betrekking tot het begrip 'vasthouden' als bedoeld in voornoemde zin, zijn verschillende vormen van het gebruik van een mobiele telefoon onder het begrip 'vasthouden' gebracht.
Op grond van de in de Nota van Toelichting genoemde gronden, is het hof van oordeel dat ook de onderhavige wijze van telefoneren door de betrokkene onder het begrip 'vasthouden' als bedoeld in artikel 61a RVV 1990 dient te worden begrepen. Immers, anders dan wanneer gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen die uitdrukkelijk bestemd zijn om handsfree te bellen, zal de betrokkene bij het daadwerkelijk gebruik van de telefoon deze handmatig moeten bedienen, terwijl deze zich aan het oor bevindt.
6.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven of de betrokkene de mobiele telefoon in haar hand heeft vastgehouden, zoals de verbalisant heeft verklaard, of dat de betrokkene de mobiele telefoon achter haar hoofddoek had geplaatst. In beide gevallen heeft de betrokkene de onder 1. bedoelde gedraging, gelet op de uitleg die het hof daaraan geeft, immers verricht. Dat brengt naar het oordeel van het hof mee dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard, zodat het hof die beslissing zal bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Beswerda en Sekeris, in tegenwoordigheid van
mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting. De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.