Op 2 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, een eigenaar van een woning, in beroep ging tegen meerdere besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Deze besluiten betroffen het opleggen van lasten onder dwangsom vanwege het recreatief verhuren van haar hoofdwoning en bijgebouw, wat in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Eiseres had eerder al bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten van het college, waaronder een beslissing op bezwaar van 4 februari 2020 en een besluit van 22 september 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om de lasten onder dwangsom op te leggen, maar heeft ook geconstateerd dat de motivering en onderbouwing van de invorderingsbeschikking van 24 november 2020 niet correct was. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om de gebreken in de besluiten te herstellen en heeft de verdere beslissing aangehouden tot de einduitspraak. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over handhaving, het gebruik van woningen voor recreatieve doeleinden en de rechten van de betrokken partijen.