ECLI:NL:RBZWB:2021:3363
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen navorderingsaanslag vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een bedrijf en de inspecteur van de Belastingdienst. Het bedrijf had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2015. Het bezwaar werd ingediend op 14 december 2020, waarbij het bedrijf om uitstel vroeg voor het indienen van de motivering. De inspecteur verleende uitstel tot 10 februari 2021, maar het bedrijf diende zijn motivering pas op 9 februari 2021 in. De inspecteur verlengde vervolgens de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar, maar het bedrijf stelde de inspecteur in gebreke omdat er niet tijdig op het bezwaar was beslist. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen werd ingesteld op 6 mei 2021.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet tijdig had beslist op het bezwaar, omdat hij niet had voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg de inspecteur op om binnen twee weken alsnog uitspraak te doen op het bezwaar. Tevens werd een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur al een dwangsom van € 1.442 had verbeurd door het niet tijdig beslissen.
Daarnaast werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van het bedrijf, vastgesteld op € 374, en moest hij het griffierecht van € 360 vergoeden. De rechtbank kon niet ingaan op de inhoudelijke klachten van het beroep tegen de navorderingsaanslag, omdat het beroep niet-ontvankelijk was voor zover het bedrijf rechtstreeks beroep had willen instellen zonder de bezwaarfase te doorlopen.