AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Erfbelasting en toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling bij nalatenschap van een zoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) bij de verkrijging van aandelen in een BV door de moeder van een overleden zoon. De inspecteur van de Belastingdienst had aan de moeder een aanslag erfbelasting opgelegd naar aanleiding van de nalatenschap van haar zoon, waarbij de BOR niet was toegepast. De moeder stelde dat de BOR van toepassing was op de verkrijging van de aandelen, die zij had verkregen via de holding van haar overleden zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet voldeed aan de voorwaarden voor de toepassing van de BOR, omdat de nalatenschap niet binnen twee jaar na het overlijden was verdeeld en zij niet voor ten minste 5% gewone aandelen in de BV hield ten tijde van de verkrijging van de aandelen van haar zoon. De rechtbank oordeelde dat de aandelen, hoewel formeel als cumulatief preferent aangeduid, materieel als preferente aandelen moesten worden gekwalificeerd, waardoor de BOR niet van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep van de moeder ongegrond en bevestigde de aanslag erfbelasting.
Voetnoten
1.De dagtekening van de aanslag is 12 december 2017, het aanslagnummer is [aanslagnummer] .
2.Het bezwaar is gedagtekend 4 januari 2018, de uitspraak op bezwaar is gedagtekend 2 mei 2018.
3.Bij brief met dagtekening 6 juni 2018, ontvangen bij de rechtbank op 11 juni 2018.
4.Zie artikel 35f, derde lid, Successiewet.
5.Kamerstukken II, 2009-2010, 31.930, nr. 13, pag. 24 en Kamerstukken II, 2008-2009, 31.930, nr. 9, pag. 26.
6.Conform artikel 35f, derde lid, Successiewet.
7.Artikel 35c, vierde lid, sub d, Successiewet.
8.Zie artikel 35f, derde lid, Successiewet.