Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 25 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [naam eiseres] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 25 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een verzoek ingediend om haar WW-uitkering, die van 21 februari 2019 tot 7 november 2019 op een leefgeldrekening was uitbetaald, opnieuw te laten uitbetalen, maar nu op haar beheerrekening. Het UWV had dit verzoek in een eerder besluit van 15 april 2020 afgewezen, en ook in het bestreden besluit van 21 december 2020 werd het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat er nieuwe feiten waren die een herbeoordeling rechtvaardigden, verwijzend naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 juli 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV het verzoek van eiseres van 8 oktober 2020 als een herhaalde aanvraag heeft kunnen beschouwen, maar dat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en terecht had geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten waren die de afwijzing van het verzoek konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.