ECLI:NL:RBZWB:2021:3123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6485
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet met betrekking tot duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiseres had een bijstandsuitkering aangevraagd na de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet. Baanbrekers kende haar een bijstandsuitkering toe van 50% van de gehuwdennorm, omdat eiseres een niet-rechthebbende partner in het buitenland had. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij recht had op een hogere uitkering op basis van artikel 18 van de Participatiewet, omdat zij duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot die in Marokko woonde.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres, geboren op 4 mei 1965, had zich op 10 februari 2020 bij Baanbrekers gemeld voor een bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven, zoals vereist door de Participatiewet. De rechtbank concludeerde dat de situatie van gescheiden leven niet uitzichtloos was, aangezien eiseres contact onderhield met haar echtgenoot en de intentie had om ooit samen te wonen. De rechtbank oordeelde dat Baanbrekers eiseres terecht als gehuwd had aangemerkt en dat de toekenning van de bijstandsuitkering op de juiste wijze was uitgevoerd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 21 juni 2021, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6485 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. D.M. Gijzen,
en

Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 maart 2020 (primair besluit) heeft Baanbrekers aan eiseres met ingang van 6 januari 2020 een bijstandsuitkering toegekend op grond van de Participatiewet naar 50% van de gehuwdennorm omdat zij een niet-rechthebbende partner heeft.
In het besluit van 22 april 2020 (bestreden besluit) heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Baanbrekers heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 27 mei 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde en namens Baanbrekers [naam aanwezige namens verweerder] en
[naam aanwezige namens vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres, geboren op 4 mei 1965, heeft zich op 10 februari 2020 bij Baanbrekers gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen, na de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet per 6 januari 2020. Eiseres is sinds maart 2019 gehuwd met [naam echtgenoot eiseres] die in Marokko woont. Er zijn geen kinderen of kostendelende medebewoners.
2.
Het bestreden besluit
Baanbrekers heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres recht heeft op een uitkering naar 50% van de gehuwdennorm omdat zij een niet-rechthebbende partner in het buitenland heeft en dat zij niet in aanmerking komt voor een aanvulling op haar bijstandsuitkering tot 70% van de norm omdat geen sprake is van een financiële noodsituatie. Voorts kan eiseres volgens Baanbrekers niet worden aangemerkt als ongehuwd, omdat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven.
3.
Standpunt van eiseres
Eiseres voert aan dat Baanbrekers niet heeft gemotiveerd waarom zij niet in aanmerking komt voor een aanvulling op haar bijstandsuitkering op grond van artikel 18 van de Participatiewet. Volgens eiseres betekent het feit dat Baanbrekers aan dit artikel heeft getoetst dat sprake is van een zeer bijzondere situatie die in het bezwaarschrift is uiteengezet, namelijk het feit dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. Eiseres stelt dat daarom een verhoging van de bijstandsnorm had moeten plaatsvinden. Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij haar in de bezwaarprocedure ingenomen standpunt handhaaft namelijk dat sprake is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten in die zin dat sprake is van een ongewilde verbreking van de samenleving omdat haar echtgenoot niet naar Nederland kan komen.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet wordt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is aangemerkt als ongehuwd.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende
Op grond van artikel 24, eerste lid, onder a van de Participatiewet is voor gehuwden waarvan een echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft, voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan 50% van de norm die voor hem zou gelden als hij gehuwd zou zijn met een rechthebbende echtgenoot van zijn leeftijd, indien de rechthebbende echtgenoot 21 jaar of ouder is en geen kostendelende medebewoners heeft.
5.
Beoordeling
De periode in geding loopt van 6 januari 2020 tot en met 12 maart 2020 (de datum van het primaire besluit).
5.1.
Duurzaam gescheiden leven
Nu het een aanvraag om een bijstandsuitkering betreft ligt het, anders dan eiseres stelt, op haar weg om aan te tonen dat van duurzaam gescheiden leven sprake is.
Vast staat dat eiseres in maart 2019 is gehuwd, maar dat zij niet met haar (in Marokko verblijvende) echtgenoot is gaan samenwonen.
Het is vaste rechtspraak dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokkenen de intentie hebben – al dan niet op termijn – een echtelijke samenleving aan te gaan, maar niet valt uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven moet worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2400).
Er worden twee situaties onderscheiden waarin sprake is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten, te weten:
- een door beiden, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt, als ware hij niet met de ander gehuwd waarbij deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld (de zogenoemde gewilde verbreking);
- de echtelijke samenleving is verbroken doordat een door geen van beiden gewilde toestand is ingetreden, welke voor de voortzetting van de echtelijke samenleving een daadwerkelijk beletsel vormt, terwijl redelijkerwijs niet valt te verwachten, dat in die toestand binnen afzienbare tijd een wijziging zal komen, welke de mogelijkheid tot hervatting van de echtelijke samenleving zou openen (de zogenoemde ongewilde verbreking).
Eiseres stelt dat in haar geval sprake is van een ongewilde verbreking. Zij stelt dat haar echtgenoot niet naar Nederland kan komen omdat zij geen werk heeft en daardoor niet voldoet aan de financiële eisen die in het kader van de Vreemdelingenwet gelden.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Daarvoor is van belang dat uit de door eiseres afgelegde verklaring blijkt dat zij contact onderhoudt met haar echtgenoot en nog wel de intentie heeft om ooit samen te wonen. Eiseres heeft weliswaar aangegeven dat dit momenteel gezien haar financiële situatie niet mogelijk is, maar niet uitgesloten is dat dit op termijn verandert, bijvoorbeeld als zij (weer) werk vindt of in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering en wel kan voldoen aan de financiële eisen van de Vreemdelingenwet. Bovendien bestaat de mogelijkheid voor eiseres om zich te voegen bij haar echtgenoot in Marokko, die in Marokko werkzaam is als automonteur.
Het voorgaande betekent dat de situatie van gescheiden leven niet uitzichtloos is en dat van duurzaam gescheiden leven in de zin van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet geen sprake is. Baanbrekers heeft eiseres daarom terecht als gehuwd aangemerkt.
5.2.
Verhoging van de norm
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet dient het bestuursorgaan de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Volgens vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 27 juni 2017, (ECLI:NL:CRVB:2017:2382) is voor een dergelijke individuele afstemming in de vorm van een verlaging dan wel een verhoging van de bijstand slechts plaats in zeer bijzondere situaties. Het is aan degene die zich beroept op deze afstemming om de zeer bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken.
Eiseres stelt dat Baanbrekers niet heeft gemotiveerd waarom zij niet in aanmerking komt voor een verhoging van de norm. De rechtbank wijst erop dat Baanbrekers onderzoek heeft gedaan en een berekening heeft gemaakt van de inkomsten en uitgaven van eiseres. Daarbij is voor de kosten van huur en zorgverzekering uitgegaan van de door eiseres volgens de overgelegde bankafschriften betaalde bedragen en is voor kosten van gas, water, elektriciteit en voeding aangesloten bij de Nibudnormen. Volgens deze berekening zijn de inkomsten van eiseres hoger dan haar uitgaven. Baanbrekers stelt zich daarom op het standpunt dat verhoging van de norm niet aan de orde is. Eiseres stelt dat Baanbrekers is uitgegaan van onjuiste bedragen en heeft ter zitting andere bedragen genoemd, maar heeft deze niet met stukken onderbouwd. Pas op de zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij extra kosten heeft, onder andere voor (speciale) voeding en mobiele telefoon. Daargelaten dat de inkomsten van eiseres ruimte laten voor andere uitgaven (haar inkomsten zijn immers hoger dan de door Baanbrekers in de berekening meegenomen uitgaven), geldt dat het op de zitting aanvoeren van deze nieuwe beroepsgrond tardief en in strijd met de goede procesorde is. De rechtbank laat deze dan ook bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing.
Uit het voorgaande volgt dat eiseres niet met controleerbare bewijstukken aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een onhoudbare financiële situatie, dan wel dat een dergelijke situatie dreigt te ontstaan of dat anderszins sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 21 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.