Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de inspecteur is afgegeven op 26 maart 2019, omdat de belanghebbende niet voldeed aan de informatieverplichting zoals vastgelegd in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De belanghebbende, die tot oktober 2015 enig aandeelhouder was van verschillende vennootschappen, had bezwaar gemaakt tegen deze informatiebeschikking, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB) door de informatiebeschikking tijdens de bezwaarfase op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet voldoende informatie had verstrekt, ondanks herhaalde verzoeken van de inspecteur. De rechtbank heeft de belanghebbende een nieuwe termijn van vier weken gegeven om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 juni 2021 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.