In deze zaak hebben eisers, die sinds 5 maart 2007 een bijstandsuitkering ontvangen, beroep ingesteld tegen de intrekking van hun bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Het college heeft in een besluit van 15 april 2019 de bijstandsuitkering met ingang van 1 maart 2019 ingetrokken, omdat eisers niet voldaan zouden hebben aan hun inlichtingenplicht. Eisers hebben het college in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar, waarna het college in een bestreden besluit van 24 maart 2020 het bezwaar ongegrond verklaarde, maar wel een dwangsom toekende voor het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
Tijdens de zitting op 30 april 2021 is het beroep besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de bijstandsuitkering heeft ingetrokken op basis van artikel 54 van de Participatiewet, omdat eisers niet alle gevraagde gegevens hebben overgelegd. Eisers hebben aangevoerd dat zij wel degelijk aan hun verplichtingen hebben voldaan en dat het college hen niet adequaat heeft geïnformeerd over de vereisten voor het verstrekken van informatie.
De rechtbank oordeelt dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun financiële situatie en dat zij de inlichtingenplicht hebben geschonden. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden het recht op bijstand heeft ingetrokken, omdat niet kon worden vastgesteld of eisers in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.