In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 juni 2021, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de beëindiging van haar Anw-uitkering behandeld. Eiseres, die sinds 2000 een Anw-uitkering ontvangt na het overlijden van haar partner, heeft in beroep aangevoerd dat zij arbeidsongeschikt is en dat de beëindiging van haar uitkering onterecht is. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na een eerdere zitting op 31 oktober 2019, waarbij een deskundige, psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing, is geraadpleegd. Deze psychiater concludeert dat eiseres op datum in geding, 1 maart 2018, niet in staat was tot het verrichten van reguliere arbeid vanwege haar psychische aandoeningen, waaronder een vermijdende persoonlijkheidsstoornis en een depressieve stoornis. De rechtbank oordeelt dat de rapportages van het UWV niet voldoende zijn om de beëindiging van de uitkering te rechtvaardigen en dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit. De rechtbank stelt de Svb in de gelegenheid om het gebrek te herstellen binnen zes weken, waarbij de verzekeringsarts b&b van het UWV de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) moet aanpassen en een arbeidsdeskundige moet beoordelen of er geschikte functies voor eiseres zijn. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.