ECLI:NL:RBZWB:2021:2757

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 18_6968
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging Anw-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 juni 2021, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de beëindiging van haar Anw-uitkering behandeld. Eiseres, die sinds 2000 een Anw-uitkering ontvangt na het overlijden van haar partner, heeft in beroep aangevoerd dat zij arbeidsongeschikt is en dat de beëindiging van haar uitkering onterecht is. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na een eerdere zitting op 31 oktober 2019, waarbij een deskundige, psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing, is geraadpleegd. Deze psychiater concludeert dat eiseres op datum in geding, 1 maart 2018, niet in staat was tot het verrichten van reguliere arbeid vanwege haar psychische aandoeningen, waaronder een vermijdende persoonlijkheidsstoornis en een depressieve stoornis. De rechtbank oordeelt dat de rapportages van het UWV niet voldoende zijn om de beëindiging van de uitkering te rechtvaardigen en dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit. De rechtbank stelt de Svb in de gelegenheid om het gebrek te herstellen binnen zes weken, waarbij de verzekeringsarts b&b van het UWV de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) moet aanpassen en een arbeidsdeskundige moet beoordelen of er geschikte functies voor eiseres zijn. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/6968 ANW T

tussenuitspraak van 1 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. K.C.A.M. Oomen,
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 september 2018 (bestreden besluit) van de Svb over de beëindiging van haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 31 oktober 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en medisch adviseur T. den Daas. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Op 14 november 2019 heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen om een deskundige te raadplegen. Psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing heeft op 18 augustus 2020 een rapport uitgebracht.
Het UWV heeft op verzoek van de Svb hierop gereageerd. Den Daas heeft namens eiseres gereageerd.
Op 30 april 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres ontvangt sinds 2000 van de Svb een Anw-uitkering, omdat haar partner is overleden en haar dochter [naam dochter eiseres] onder de 18 jaar is.
Bij besluit van 15 november 2017 beëindigt de Svb deze uitkering met ingang van 1 maart 2018, omdat haar dochter op [geboortedatum] 2018 18 jaar wordt.
Eiseres heeft de Svb vervolgens laten weten dat zij arbeidsongeschikt is.
De Svb heeft het UWV onderzoek laten verrichten naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. Uit dat onderzoek is gebleken dat eiseres minder dan 45% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 2 maart 2018 (primair besluit) heeft de Svb eiseres meegedeeld dat, omdat haar jongste kind 18 jaar is geworden en zij minder dan 45% arbeidsongeschikt is, haar Anw-uitkering met ingang van 1 maart 2018 wordt beëindigd.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Beroepsgronden
Eiseres heeft in beroep samengevat aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het UWV is aangenomen. Zij heeft een dysthyme stoornis met atypische kenmerken in combinatie met afhankelijke en vermijdende trekken in de persoonlijkheid. Naar de mening van eiseres hadden meer beperkingen aangenomen moeten worden, waaronder een urenbeperking. Daarnaast is ten onrechte geen rekening gehouden met het gegeven dat eiseres geen enkele ervaring in het arbeidsproces heeft. Eiseres acht zich niet in staat om één van de geduide functies uit te oefenen. Tot slot is eiseres van mening dat de maatman ten onrechte is vastgesteld op het wettelijk minimumloon, mede gelet op de aandacht die haar [naam dochter eiseres] nodig heeft. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres informatie overgelegd van psycholoog/ psychotherapeut MacLeod, de resultaten van een test die [naam dochter eiseres] heeft ondergaan en informatie van Den Daas.
Den Daas komt op basis van onder meer drie testonderzoeken tot de conclusie dat er bij eiseres sprake is van ernstige tot zeer ernstige depressie, een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken en angst voor sociale contacten binnenskamers. Den Daas acht eiseres als gevolg daarvan meer beperkt dan door de verzekeringsartsen van het UWV aangenomen en niet in staat meer dan 55% van het minimumloon te verdienen.
3.
Wettelijk kader
Artikel 11 van de Anw bepaalt:
1. Arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om met arbeid 55% te verdienen van hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
2. In het eerste lid wordt onder de eerstgenoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe die persoon met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Anw heeft recht op nabestaandenuitkering de nabestaande die:
a. een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of
b. arbeidsongeschikt is
1°. op en sedert de dag van overlijden van de verzekerde, of
2°. op en sedert de laatste dag van de maand waarin hij niet meer voldoet aan de voorwaarde bedoeld in onderdeel a, en wiens arbeidsongeschiktheid na de onderscheidenlijk onder 1° en 2° bedoelde dag ten minste drie maanden voortduurt, dan wel ten aanzien van wie aannemelijk is dat de arbeidsongeschiktheid ten minste drie maanden na de vorenbedoelde dag zal voortduren.
Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Anw bepaalt dat het recht op uitkering eindigt indien niet langer aan de voorwaarden van artikel 14, eerste lid, onderdelen a en b, wordt voldaan.
4.
Toetsingskader
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] heeft de wetgever met artikel 11 van de Anw kennelijk beoogd aan te sluiten bij de omschrijving van het begrip arbeidsongeschiktheid in de arbeidsongeschiktheidswetten en ligt het dan ook voor de hand bij de toepassing van dit artikel aansluiting te zoeken bij de regelgeving en de jurisprudentie met betrekking tot het begrip arbeidsongeschiktheid daaromtrent.
De Svb heeft daarom het UWV – de uitvoerder van de arbeidsongeschiktheidswetten – onderzoek laten verrichten naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres.
5.
Medische beoordeling
Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. Verder heeft de verzekeringsarts medische informatie van de huisarts van 6 februari 2018 in zijn onderzoek betrokken. Volgens de verzekeringsarts blijkt dat er bij eiseres sprake is van een psychische aandoening, die een chronisch karakter heeft, en dat zij beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren. Die beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 februari 2018.
Een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting en de beschikbare medische gegevens, waaronder een verslag van de behandelend psycholoog van 24 augustus 2015, bestudeerd. Volgens hem bestaat er geen reden om af te wijken van de conclusie van de primaire verzekeringsarts. Dat onderzoek is zorgvuldig verricht en de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen in lijn met de onderzoeksbevindingen en de aandoening van eiseres. De verzekeringsarts b&b acht buiten kijf dat de gezinssituatie belastend is voor eiseres, zeker omdat zij altijd psychisch kwetsbaar is geweest. Daarvoor heeft de verzekeringsarts beperkingen in de FML aangenomen, waarin de verzekeringsarts b&b zich kan vinden. De intensieve zorg voor de haar dochter vormt echter geen medische grondslag voor het toekennen van meer beperkingen in functioneren. De verzekeringsarts b&b ziet verder geen aanleiding voor verdere beperkingen op persoonlijk of sociaal functioneren. Eiseres vertoonde tijdens de hoorzitting geen tekenen van een aandachtsstoornis of concentratieproblemen. Het hanteren van emotionele problemen van anderen komt niet voor in de geduide functies en eiseres heeft gezien de zorg die zij voor haar dochter draagt voldoende handvatten om dit te doen. De verzekeringsarts b&b kan zich voorstellen dat bij voltijdse arbeid de zorg voor de dochter van eiseres in het gedrang kan komen. Dit is echter geen argument om een urenbeperking aan te nemen. Gelet op de reeds vastgestelde beperkingen resteert psychisch weinig belastende arbeid die binnen de energetische belastbaarheid van eiseres valt. De verzekeringsarts b&b ziet daarom geen aanleiding voor aanpassing van de FML.
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de door eiseres overgelegde informatie van medisch adviseur Den Daas. De verzekeringsarts b&b ziet daarin geen aanleiding voor wijziging van zijn standpunt. De verzekeringsarts b&b stelt dat Den Daas eiseres meer dan een jaar na datum in geding (3 februari 2018) heeft onderzocht en de onderzoeksbevindingen niet zien op datum in geding. Voorts stelt de verzekeringsarts b&b dat de door hem afgenomen testen niet van belang zijn, omdat deze enkel de toestand van eiseres over de afgelopen week weergeven en niet op datum in geding. Daarnaast wordt het verslag van Den Daas gekenmerkt door aannames. De stelling dat het aantal doorgemaakte depressies in het verleden en de inschatting van de kans dat dit iedere keer opnieuw gebeurt, een beeld geeft van de situatie op datum in geding, is zeer discutabel. Den Daas gaat uit van een zeer ernstige depressie en kent op basis daarvan met een algemene redenering beperkingen toe. Valabele argumenten voor een zeer ernstige depressie op datum in geding zijn er volgens de verzekeringsarts b&b echter niet.
6.
Arbeidskundige beoordeling
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de belastbaarheid van eiseres, geconcludeerd dat zij onder meer geschikt moet worden geacht voor de functies van samensteller (Sbc-code 267050), productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), medewerker intern transport (Sbc-code 111220), machinebediende (Sbc-code 271093) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) (de geduide functies). Zij kan daarmee minstens het wettelijk minimumloon verdienen, waardoor zij minder dan 45% arbeidsongeschikt is.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige dat eiseres in staat is om meer dan 55% van het voor haar geldende maatmaninkomen te verdienen. De arbeidsdeskundige b&b stelt voorts dat het maatmaninkomen, gelet op Beleidsregel SB1018, terecht is vastgesteld op het wettelijk minimumloon, nu eiseres ten minste 2 jaar geen inkomen uit beroepswerkzaamheden heeft ontvangen of geen loongerelateerde sociale verzekeringsuitkering heeft genoten.
7.
Deskundige
In de informatie van Den Daas en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien om een deskundige nader onderzoek te laten verrichten. Psychiater Hernandez-Dwarkasing heeft op 18 augustus 2020 gerapporteerd.
De psychiater concludeert op basis van haar onderzoek en het persoonlijkheidsonderzoek van 25 juni 2020, dat op haar verzoek en met goedkeuring van de rechtbank door klinisch neuropsycholoog B. Appels is verricht, dat bij eiseres op datum in geding, 1 maart 2018, sprake is van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis, recidiverend, matig ernstig en een persisterende depressieve stoornis (dysthemie). Eiseres heeft als gevolg daarvan matige beperkingen op concentreren en verdelen van de aandacht en ernstige beperkingen op emotionele problemen van anderen hanteren, omgaan met conflicten, samenwerken en eigen gevoelens uiten. De FML van 20 februari 2018 dient daarom volgens de psychiater te worden aangepast op die onderdelen. De psychiater is voorts van oordeel dat, gelet op de ernst van de beperkingen van eiseres en het chronische karakter daarvan, zij vanuit strikt psychiatrisch oogpunt op datum in geding niet in staat was tot het verrichten van reguliere arbeid en dat zij ook in de toekomst niet volledig inzetbaar is voor arbeid. De psychiater acht voor de toekomst een urenbeperking van maximaal 2 uur per dag en 10 uur per week aangewezen. Als gevolg van de stoornissen van eiseres, waardoor zij te zeer beperkt werd in haar functioneren, concludeert de psychiater dat het adequaat uitvoeren van de geduide functies voor eiseres op datum in geding niet mogelijk was.
8.
Reactie van de verzekeringsarts b&b
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op deze rapportage onder meer gesteld dat de door de psychiater beschreven beperkingen bij concentreren, verdelen van de aandacht, het hanteren van emotionele problemen en uiten van eigen gevoelens binnen de normaalwaarden van de FML vallen en dat omgaan met conflicten en samenwerken reeds beperkt zijn in de FML. Voorts stelt de verzekeringsarts b&b dat de richtlijnen en standaarden het toekennen van een arbeidsduurvermindering in dit geval niet toelaten. Daarnaast voldoet eiseres niet aan de criteria om volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
9.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan zich verenigen met de stelling van de verzekeringsarts b&b dat de aspecten concentreren, verdelen van de aandacht en het hanteren van emotionele problemen van anderen, gelet op de beschrijving van deze beperkingen door de psychiater en neuropsycholoog, binnen de normaalwaarden van de FML vallen. Zo blijkt uit de rapportage van de neuropsycholoog dat de aandacht van eiseres voldoende is te trekken en te behouden, dat geen cognitieve problemen opvallen en dat zij pas na anderhalf uur meer moeite heeft met het beantwoorden van vragen. Ook de psychiater vermeldt dat er geen aanwijzingen zijn voor aandachts- of concentratieproblemen, maar wel enkele vermoeidheidsverschijnselen worden waargenomen naarmate het onderzoek vordert. Gelet hierop heeft de verzekeringsarts b&b naar het oordeel van de rechtbank kunnen stellen dat er geen reden is om de FML aan te passen op concentreren en verdelen van de aandacht. Dat geldt ook voor het hanteren van emotionele problemen van anderen. Uit de rapportage van de neuropsycholoog blijkt dat eiseres onvoldoende in staat is zich in anderen in te leven. Gelet op toelichting in het CBBS kan op het onderdeel hanteren van emotionele problemen van anderen daarom geen beperking gesteld worden. Daarvan kan alleen sprake zijn als betrokkene zich problemen van anderen erg aantrekt of zich daarmee identificeert.
De rechtbank kan zich verder verenigen met het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat eiseres niet voldoet aan de criteria van artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (SB) om volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden aan te nemen. Alhoewel de psychiater aangeeft dat eiseres is vastgelopen op meerdere levensgebieden (werken, vrijetijdsbesteding, sociale contacten en relaties), dat zij beperkt wordt binnen een breed scala aan activiteiten, zowel privé als beroepsmatig, en zij niet in staat is om goed voor zichzelf te zorgen, acht de rechtbank dit onvoldoende om er van uit te gaan dat eiseres als gevolg van een ernstige psychische stoornis in haar zelfverzorging, in haar directe samenlevingsverband alsook in haar sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat zij psychisch
niet zelfredzaam is, zoals bepaald in artikel 2 van het SB.
De rechtbank is wel van oordeel dat een urenbeperking gesteld moet worden, zoals de psychiater aangegeven heeft. De rechtbank acht de urenbeperking door de psychiater toereikend gemotiveerd en ziet aanleiding haar daarin te volgen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de deskundige noch zij gebonden is aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. De Standaard heeft namelijk niet dezelfde status als een wettelijke regeling en heeft ‘slechts’ als doel verzekeringsartsen meer en concretere handvatten te geven voor het beoordelen van de duurbelastbaarheid. [2] De verzekeringsarts b&b heeft gelijk waar hij stelt dat een psychiater niet de ‘bevoegdheid’ heeft om een urenbeperking vast te stellen. Wel is het zo, dat de verzekeringsarts b&b naar het oordeel van de rechtbank gehouden is om het door de deskundige hierover helder en goed gemotiveerde geformuleerde advies over te nemen. Het valt immers wel onder de expertise van een psychiater om te beoordelen of een persoon met de genoemde DSM V-classificaties in staat is om een volledige werkweek te werken.
De rechtbank acht voorts een beperking op het onderdeel uiten van eigen gevoelens aan de orde. De psychiater heeft namelijk geconcludeerd dat eiseres haar eigen gevoelens niet goed tijdig en adequaat kan verwoorden. Daarmee is zij naar het oordeel van de rechtbank beperkt op dit onderdeel.
Ook is de rechtbank van oordeel dat eiseres op omgaan met conflicten en samenwerken verdergaand beperkt dient te worden in de FML, gelet op de conclusie van de psychiater dat door het vermijdende karakter van eiseres conflicten niet opgelost worden maar zullen voortduren en escaleren en dat zij vanwege haar stoornissen niet in staat was om contact te maken met andere mensen in een professionele omgeving.
10.
Conclusie
De voorgaande overwegingen leiden de rechtbank tot de conclusie dat de rapportages van het UWV de conclusies in het bestreden besluit niet kunnen dragen. Het bestreden besluit lijdt daarmee aan een motiveringsgebrek. Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
11.
Herstelmogelijkheid
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal de Svb in de gelegenheid stellen om het gebrek te herstellen.
De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de Svb de verzekeringsarts b&b van het UWV zal verzoeken om de FML aan te passen, conform hetgeen is aangegeven onder rechtsoverweging 9, waarbij op het onderdeel eigen gevoelens uiten en werktijden (urenbeperking) een beperking en op de onderdelen omgaan met conflicten en samenwerken verdergaande beperkingen worden gesteld. Vervolgens zal aan een arbeidsdeskundige b&b dienen te worden verzocht om te beoordelen of er, met inachtneming van die aangepaste FML, voor eiseres geschikte functies zijn te duiden en zo ja, wat de mate van haar arbeidsongeschiktheid dan is. Daarbij mag naar het oordeel van de rechtbank, gelet op Beleidsregel SB1018, voor de maatman worden uitgegaan van het minimumloon.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
12.
Termijn
De rechtbank zal de termijn waarbinnen de Svb het gebrek kan herstellen bepalen op 6 weken. Als de Svb hiervan geen gebruik wil maken, dan dient de Svb dit binnen 2 weken aan de rechtbank mee te delen. Als de Svb wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen 4 weken te reageren op de herstelpoging van de Svb. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
13.
Einduitspraak
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt de Svb in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt de Svb op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen 2 weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier op 1 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR1933)
2.vergelijk de uitspraken van de CRvB van 11 juni 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1213) en 23 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3700)