In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een bijstandsontvanger, en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, de verweerder. Eiser had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangen, maar deze werd door Orionis ingetrokken over de periode van 18 november 2015 tot en met 31 januari 2019. Tevens werd een bedrag van € 51.783,60 aan onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering teruggevorderd. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van Orionis, waarin het bezwaar van eiser tegen de intrekking en terugvordering gegrond werd verklaard, maar de inhoudelijke beslissing niet werd gewijzigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdens de periode van bijstandsverlening op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht, die hij niet heeft gemeld bij Orionis. Dit leidde tot de conclusie dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiser voerde aan dat zijn activiteiten hobbymatig waren en geen invloed hadden op zijn recht op bijstand, maar de rechtbank oordeelde dat de aard en omvang van de werkzaamheden voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij recht had op bijstand, wat hij niet kon doen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 28 mei 2021, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.