Op 30 april 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in de voorziening Radar voor 24-uurs zorg en opvoeding van Juvent te Middelburg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie van [minderjarige] onhoudbaar was en dat hij ernstige gedragsproblemen vertoonde, waaronder ADHD en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. De moeder van [minderjarige] heeft aangegeven dat zij hulp heeft gezocht en dat de gevraagde maatregel noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] veilig te stellen.
De kinderrechter heeft de problematiek van [minderjarige] en de situatie in Zeeland in overweging genomen. Door het opzeggen van contracten met Stichting Intervence door de gemeenten, is er een grote personele druk ontstaan bij de gecertificeerde instellingen in de regio. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de belangen van minderjarigen in Zeeland in gevaar komen. Ondanks de bezwaren van de GI's heeft de kinderrechter besloten om Stichting Intervence te benoemen als GI voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen, onder de voorwaarde dat de situatie nauwlettend wordt gemonitord.
De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de schriftelijke uitwerking op 4 mei 2021 is vastgesteld. De beslissing houdt in dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van Stichting Intervence en dat hij wordt geplaatst in de zorg van Juvent, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.