In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De eiser had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een NS-kaart, een verjaardagdiner en rechtshulp, maar deze aanvragen werden door Orionis afgewezen. Het primaire besluit van 19 december 2019 en het bestreden besluit van 16 juni 2020, waarin het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard, stonden centraal in deze procedure. De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2021 behandeld, waarbij de eiser en een vertegenwoordiger van Orionis aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de NS-kaart en het diner niet noodzakelijk waren en dat de eiser in staat was deze kosten zelf te dragen. De rechtbank benadrukte dat de aanvragen van de eiser terecht als verzoeken om bijzondere bijstand waren behandeld door Orionis. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling en dat de bezwaren van de eiser over de afstemming van zijn bijstandsuitkering in een andere lopende procedure behandeld zouden worden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de bijzondere bijstand door Orionis standhield.