ECLI:NL:RBZWB:2021:2207

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7257
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van NS-kaart en diner

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De eiser had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een NS-kaart, een verjaardagdiner en rechtshulp, maar deze aanvragen werden door Orionis afgewezen. Het primaire besluit van 19 december 2019 en het bestreden besluit van 16 juni 2020, waarin het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard, stonden centraal in deze procedure. De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2021 behandeld, waarbij de eiser en een vertegenwoordiger van Orionis aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de NS-kaart en het diner niet noodzakelijk waren en dat de eiser in staat was deze kosten zelf te dragen. De rechtbank benadrukte dat de aanvragen van de eiser terecht als verzoeken om bijzondere bijstand waren behandeld door Orionis. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling en dat de bezwaren van de eiser over de afstemming van zijn bijstandsuitkering in een andere lopende procedure behandeld zouden worden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de bijzondere bijstand door Orionis standhield.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7257 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 19 december 2019 (primaire besluit) heeft Orionis eisers aanvraag om hem bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet toe te kennen voor de kosten van een NS kaart, een verjaardagdiner en rechtshulp afgewezen.
In het besluit van 16 juni 2020 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 3 maart 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en mr. N.M. Feijtel namens Orionis.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met zes weken

Overwegingen

1.
Feiten.
Eiser ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.
Op 4 november 2019 heeft eiser met het formulier aanvraag bijzondere bijstand gevraagd hem bijzondere bijstand toe te kennen voor de kosten van een NS- kaart. Op 19 november 2019 heeft eiser bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten van een diner bij Grieks restaurant [naam restaurant] in [plaatsnaam 2] . Op 8 november 2019 heeft eisers gemachtigde bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtshulp tot een bedrag van € 500,-, te weten griffierechten voor 9 beroepen.
2.
Het bestreden besluit.
Orionis stelt zich op het standpunt dat geen bijzondere bijstand wordt toegekend voor de kosten van een NS-kaart omdat deze kosten niet noodzakelijk zijn, maar het gevolg zijn van eisers eigen keuze om wekelijks naar [plaatsnaam 2] te reizen. De kosten van het diner zijn volgens Orionis evenmin noodzakelijke kosten. Er wordt geen bijzondere bijstand toegekend voor de griffierechten omdat deze kosten meer dan twee maanden voorafgaand aan de aanvraag zijn opgekomen. Voor het griffierecht voor de nota van 19 september 2019 wijst Orionis op de mogelijkheid voor eiser om zich te beroepen op de geldende regeling bij de rechtbank om vrijstelling van het griffierecht te vragen met een beroep op betalingsonmacht.
3.
Standpunt van eiser.
Eiser stelt dat hij zijn aanvraag heeft ingediend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet. Ten onrechte behandelt Orionis zijn aanvraag als bijzondere bijstand. Eiser wijst in dat verband op het eerder genomen besluit tot verlaging van zijn uitkering wegens gratis maaltijden die hij krijgt van zijn vriendin. Eiser stelt dat dit een fictieve aanname is; uitzonderingen moeten mogelijk zijn. Indien eiser namelijk geen gratis maaltijd krijgt worden de kosten hiervan toch door Orionis op zijn uitkering in mindering gebracht. Eiser moet dan ook kosten maken om die maaltijden te verkrijgen maar daar houdt Orionis ten onrechte geen rekening mee. Eiser verzoekt daarom om afstemming van de uitkering.
4.
Wettelijk kader.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
Artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet niet van toepassing zijn.
5.
Beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat Orionis eisers aanvragen terecht als verzoeken om bijzondere bijstand heeft behandeld, gelet op de door eiser gebruikte aanvraagformulieren met bijgaande nota’s en toelichting. Orionis had eisers aanvragen niet hoeven aan te merken als verzoeken om afstemming op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet. Dergelijke verzoeken hadden bovendien de lopende bezwaarprocedure tegen het besluit van 20 september 2019 over de afstemming van eisers bijstandsuitkering doorkruist.
NS kaart en diner.
Op grond van vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2017:3778 en ECLI:NL:CRVB:2017:3459) moet bij de toepassing artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
De rechtbank is het met Orionis eens dat de kosten van een NS-kaart en een diner niet noodzakelijk zijn. Reeds op grond hiervan heeft Orionis eisers aanvragen terecht afgewezen.
De rechtbank begrijpt eisers bezwaren aldus dat hij het niet eens is met het besluit van 20 september 2019 waarin Orionis zijn bijstandsuitkering heeft afgestemd. Eiser stelt dat hij
wordt gekort op zijn uitkering voor de genoten maaltijden bij zijn vriendin, maar daarnaast wel reiskosten (aanschaf NS-kaart) maakt om die maaltijden te verkrijgen. Verder wijst eiser erop dat hij op vrijdag 8 november 2019 met zijn vriendin uit eten is geweest, het diner heeft betaald en dus geen besparing heeft gehad die echter wel in mindering op zijn uitkering is gebracht. Ter zitting heeft eiser ter toelichting meegedeeld dat hij de kosten van een NS-kaart wel kan betalen. Hij heeft tevens erkend dat geen sprake is van bijzondere kosten en dat hij wel begrijpt dat vergoeding wordt afgewezen. Met betrekking tot het diner geldt hetzelfde. Maar omdat hij met de kosten blijft zitten, verzoekt hij om afstemming.
Nu eiser heeft erkend dat hij de in deze zaak opgevoerde kosten kan betalen is er geen reden om bijzondere bijstand toe te kennen. Voor afstemming kan om die reden evenmin aanleiding zijn.
De bezwaren die eiser heeft over afstemming van zijn bijstandsuitkering behoren bij de lopende beroepsprocedure hierover bij deze rechtbank (zaaknummer BRE 20/5009 PW) en worden in de daarbij behorende uitspraak beoordeeld.
Griffierechten.
Eiser heeft geen gronden ingediend tegen de weigering hem bijzondere bijstand te verlenen voor griffierechten, zodat dit niet hoeft te worden besproken.
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 29 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.